NL
3.
Als U het programma wilt opslaan in een andere geheugen-
plaats, draai dan de bedieningsknop naar rechts (waardoor
het geheugenplaatsgetal wordt verhoogd) totdat u de geheu-
genplaats ziet waar U het programma wilt opslaan.
4.
Druk langer dan drie seconden op toets 32. Het programma
wordt opgeslagen in de gewenste geheugenplaats (het op-
slaan wordt begeleid door een lange pieptoon en het tonen
van de tekst „MEM" op het scherm ).
Deze opslagmodus kunt U op drie manieren verlaten:
- door opslaan van het programma
- door langere tijd niet op toets 32 te drukken en niet aan de
bedieningsknop te draaien (10 seconden)
- door kort op toets 32 te drukkken
OPMERKING: DE GEHEUGENPLAATSEN KUNNEN OVER-
SCHREVEN WORDEN. IN DE OPSLAGMODUS ZIJN ALLE
KNOPPEN (BEHALVE TOETS 32 EN DE BEDIENINGSKNOP),
GEBLOKKEERD EN DAAROM IS HET NIET MOGELIJK OM
EEN PARAMETER TE VERANDEREN.
7.2
OROEPEN VAN EEN OPGESLAGEN PROGRAMMA
1.
Druk langer dan drie seconden op toets 31 (de toegang tot
de modus oproepen programma wordt begeleid door een
lange pieptoon en het tonen van de eerste geheugenplaats
P01 op het scherm)
2.
Draai de bedieningsknop naar rechts (waardoor het geheu-
genplaatsgetal wordt verhoogd), tot aan de geheugenplaats
die U wilt oproepen.
3.
Druk langer dan drie seconden op toets 31. Het gewenste
programma wordt ingelezen (het oproepen wordt begeleid
door een lange pieptoon)
Deze oproepmodus kunt U op drie manieren verlaten :
- door oproepen van het programma
- door langere tijd niet op toets 31 te drukken en niet aan de
bedieningsknop te draaien (10 seconden)
- door kort op toets 31 te drukkken
OPMERKING: IN DE OPROEPMODUS ZIJN ALLE KNOPPEN
(BEHALVE TOETS 31 EN DE BEDIENINGSKNOP), GEBLOK-
KEERD EN DAAROM IS HET NIET MOGELIJK OM EEN PARA-
METER TE VERANDEREN.
8.0
BEHEER LASPROGRAMMA'S
De lasmodus en de bijbehorende parameters kunnen op de diver-
se bedieningselementen met de hand worden ingesteld.
Bij de eerste inschakeling wordt de generator ingesteld op een te-
voren vastgelegde staat, met zodanige waarden voor de laspara-
meters dat de bediener onmiddellijk kan gaan werken.
BEHEER LASPROGRAMMA'S
AUTOMATISCHE SEQUENS
De generator heeft bovendien een geheugen waarin de ingestel-
de configuratie wordt opgeslagen voor elke lasmodus (MMA, TIG
HF, TIG Lift), voordat de generator wordt uitgeschakeld. Daarom
zal de bediener bij de volgende inschakeling de laatste werkinstel-
ling weer zien.
9.0
Met de generator kunnen de afstandsbedienin-
gen worden. Nadat de afstandsbediening is
aangesloten op de vrouwelijke connector op de
voorkant van de machine, kan met de verticale
schuiftoets (Ref. 14 - Figuur 1 Pag. 3.) worden
gekozen of men de lokale of afstandsbediening
wil gebruiken..
LET OP: ALS DE VERTICALE SCHUIFTOETS (REF. 14 - AFB.
1 PAG. 3) WORDT INGEDRUKT ZONDER DAT DE AF-
STANDSBEDIENING IS AANGESLOTEN, HEEFT DIT GEEN
ENKEL EFFECT.
Nadat de werking met afstandsbediening geactiveerd is, is het bij
het lassen met elektrode mogelijk de lasstroom traploos te rege-
len van het minimum tot het maximum. Op het display wordt de
stroom aangegeven die met de bediening zelf is ingesteld.
Bij het TIG-lassen kan worden gekozen tussen twee verschillende
afstandsbedieningen:
1.
ren.
2.
ningspedaal zorgt ervoor dat het lassen kan worden begonnen
door eenvoudig op het pedaal te duwen, en zonder de knop van
de TIG-brander te gebruiken. Voor een correct, gemakkelijk ge-
7 NL
GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING.
OPMERKING: BIJ HET LASSEN MET ELEKTRODE
MAG ALLEEN AFSTANDSBEDIENING MET HANDMA-
TIGE BESTURING (SYMBOOL) WORDEN GESELEC-
TEERD.
Afstandsbediening met handmatige besturing:
deze bedrijfswijze is vooral geschikt in combinatie met het
gebruik van afstandsbedieningen of branders van het
type RC, d.w.z. voorzien van een draai- of schuifknop om
de stroom vanaf afstand te regelen. De lasstroom is trap-
loos regelbaar van het minimum tot het maximum. Voor
een correct, gemakkelijk gebruik van dit randapparaat
wordt aanbevolen de "viertraps"-bedrijfswijze te selecte-
Afstandsbediening met pedaal:
deze bedrijfswijze is vooral geschikt in combinatie met het
gebruik van pedalen met een microschakelaar en trigger-
functie. Door deze selectie worden de stijg- en daalcurves
buiten werking gesteld. De stroom wordt geregeld via het
pedaal, tussen de minimumwaarde en de waarde die op
het paneel is ingesteld. De microschakelaar in het bedie-