BALANCERING VAN DE GOLFVORMEN.
Figuur 2.
BALANCERING VAN DE GOLFVORMEN
8.
Frequentie gepulste gelijkstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 26 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de frequentie voor
gepulst TIG DC lassen ingesteld.
De frequentie kan in de volgende bereiken worden ingesteld:
a) Tussen 0,3Hz en 1Hz in stappen van 0,1 Hz.
b) Tussen 1 Hz en 250Hz in stappen van 1 Hz.
9.
Daaltijd.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 27 - Figuur 1 Pag. 3.) geplaatst; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de tijd in seconden
ingesteld waarin de eindlasstroom moet worden bereikt bij het las-
sen in 4 fasen, of annulering van de nominale lasstroom bij lassen
in 2 fasen. Waardenbereik tussen 0 sec. en 10 sec.
10. Eindstroom.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 28 - Figuur 1 Pag. 3.) gebracht; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien, wordt de waarde van de
2.
Druk langer dan drie seconden op toets 32 (de toegang tot de
opslagmodus wordt begeleid door een lange pieptoon en het to-
WERKING MET 4 FASEN VOOR TIG-LASSEN
26
27
6 NL
eindstroom in de modus TIG-lassen met 4 fasen ingesteld. Waar-
denbereik tussen Imin en nominale lasstroom.
11. Nagas.
Door middel van de schuiftoetsen 31 en 32 wordt het indicatie-
lampje op het symbool 29 - Figuur 1 Pag. 3.) geplaatst; door ver-
volgens aan de knop 30 te draaien wordt de duur in seconden
ingesteld van de uiteindelijke gasstroom.
Waardenbereik tussen 0,2 sec en 20 sec.
6.0
WERKING MET 4 FASEN VOOR TIG-LASSEN
Deze generator maakt een intelligent beheer van de modusmet 4
fasen mogelijk. Zoals getoond wordt op afbeelding 3, kan de au-
tomatische sequens namelijk worden gewijzigd, afhankelijk van
de manier waarop de knop van de lasbrander wordt bediend.
Wij wijzen erop dat de daaltijd van de stroom ook mogelijk is van-
uit de begrensde stroom.
Indrukken van de knop op de lasbrander zonder hem los
te laten.
De knop van de lasbrander loslaten.
Indrukken en onmiddellijk loslaten van de knop op de
lasbrander.
De knop op de lasbrander loslaten en onmiddellijk
weer indrukken.
7.0
OPSLAAN EN OPROEPEN VAN EEN PRO-
GRAMMA
Het is mogelijk om in de generator 30 lasprogramma´s op te slaan
en deze vervolgens op te roepen
7.1
OPSLAAN VAN EEN PROGRAMMA
1.
Stel de procedure en het gewenste lasprofiel in (volgens de
aanwijzingen in de paragrafen 5.0 en 6.0).
nen van de eerste geheugenplaats P01 op het scherm).
NL
28
29