8. Verwijder de gele tape van de onderzijde van
de cartridge.
c
Let op:
❏ U moet de gele tape van de cartridge halen voordat
u de cartridge installeert. Als u dit niet doet, kan de
afdrukkwaliteit te wensen overlaten of is afdrukken
helemaal niet mogelijk.
❏ Als u een inktcartridge hebt geïnstalleerd en de gele tape
niet hebt verwijderd, haalt u de cartridge uit de printer,
verwijdert u de gele tape en zet u de cartridge weer terug.
❏ Laat de transparante afdichting aan de onderzijde van de
cartridge altijd gewoon zitten, anders kan de cartridge
onbruikbaar worden.
❏ De beschermstrook op de cartridge mag niet worden
verwijderd of gescheurd, omdat de cartridge anders
gaat lekken.
9. Plaats de nieuwe inktcartridge in de houder en
druk de cartridge omlaag totdat deze vastklikt.
10. Vervang alle andere cartridges die aan
vervanging toe zijn.
11. Sluit de cartridgeklep (moet ook vastklikken).
c
Let op:
Als de klep moeilijk sluit, controleer dan of alle cartridges
goed vastzitten. Duw op elke cartridge. U moet ze op hun
plaats horen klikken. Gebruik in geen geval buitensporig
veel kracht om de klep te sluiten.
12. Sluit de scannereenheid.
13. Druk nogmaals op de B inktknop.
De inkt wordt geladen en het lampje Aan begint
te knipperen. Dit duurt ongeveer één minuut.
Wanneer dit is voltooid, stop het lampje Aan
met knipperen en blijft het branden, en dooft het
lampje B.
c
Let op:
Zet het apparaat niet uit tijdens het laden van de inkt,
want dan gaat er inkt verloren.
Opmerking:
Als het B inktlampje blijft branden (niet knippert),
is de inktcartridge mogelijk niet correct geïnstalleerd.
Druk nogmaals op de B inktknop en plaats de inktcartridge
opnieuw totdat deze vastklikt.
Onderhoud
19