5
Geef het papierformaat op het
tabblad "Paper/Output" op.
Items
Functies
Paper size
Selecteer in de keuzelijst het
papier dat u gebruikt om af te
drukken:
•P size
•L size
Schakel een van de volgende
twee functies in om op te
geven of u beelden met of
zonder rand wilt afdrukken:
•with border: beelden worden
met randen afgedrukt.
•borderless: beelden worden
zonder randen afgedrukt.
Tip
De instellingen die u in het
eigenschappendialoogvenster
opgeeft, worden weerspiegeld
in het dialoogvenster Print.
Orientation
De afdrukstand selecteren van
een beeld dat wordt afgedrukt:
•Staand
•Liggend
•Rotates 180 degrees
NL
56
Items
Functies
Copies
Het aantal exemplaren
opgeven.
Enlarge/Reduce
Het percentage opgeven
om het formaat van een
beeld te vergroten of te
verkleinen als dit wordt
afgedrukt.
U kunt het referentiepunt
instellen als een beeld
wordt vergroot of
verkleind door "Upper left
reference" in te schakelen.
•Is deze optie niet
ingeschakeld, dan wordt
een beeld vergroot of
verkleind met het midden
als referentiepunt. In het
algemeen kunt u het beste
deze instelling gebruiken.
•Als deze optie is
ingeschakeld, wordt een
beeld vergroot of
verkleind met de
linkerbovenhoek als
referentiepunt.
Print preview
Schakel deze optie in om voor
het afdrukken een voorbeeld
van het beeld weer te geven.