Een pompgroep bestaande uit 2 inverters (N=2 automatisch gedetecteerd) waarin alle inverters actief en
gelijktijdig werkend zijn (fabrieksinstellingen NA=N en NC=NA) en één als reserve (IC=reserve op één van de
twee inverters).
Het effect zal als volgt zijn: de niet als reserve geconfigureerde inverters start nog steeds als eerste, indien de
opgebrachte druk te laag is zal ook de tweede, als reserve geconfigureerde inverter starten. Op deze wijze
probeert men altijd in elk geval één inverter (de als reserve geconfigureerde) zo min mogelijk te gebruiken,
maar kan deze wel te hulp schieten als dit nodig is doordat er een grotere hydraulische belasting is..
Een pompgroep bestaande uit 6 inverters (N=6 automatisch gedetecteerd) waarvan 4 ingesteld als actief
(NA=4), 3 als gelijktijdig werkend (NC=3) en 2 als reserve (IC=reserve op twee inverters).
Het effect zal als volgt zijn: er zullen hooguit 3 inverters tegelijk starten. De werking van de 3 inverters die
gelijktijdig kunnen werken zal via rotatie plaatsvinden tussen de 4 inverters, zodat de maximale werktijd ET van
elk van de inverters in acht wordt genomen. In het geval één van de inverters een storing heeft, treedt er geen
enkele reserve in werking aangezien er niet meer dan drie inverters tegelijk (NC=3) kunnen starten en er nog
steeds drie actieve inverters aanwezig zijn. De eerste reserve treedt in werking zodra een andere van de drie
overgebleven inverters een storing krijgt, de tweede reserve treedt in werking wanneer een andere van de drie
overgebleven inverters (inclusief reserve) een storing krijgt.
6.6.9
ET: Uitwisselingstijd
6.6.10 CF: draaggolffrequentie
6.6.11 AC: Versnelling
6.6.12 AE: activering van de antiblokkeerfunctie