6.5
Warmwatervoorziening (Combi)
inlaatcombinatie en
doseerventiel
figuur 5
6.6
Condensafvoerleiding
Monteer de drinkwaterinstallatie volgens de huidige regelgeving.
Zie hoofdstuk 7 voor aansluiting op een (ZonLicht)Boiler.
De ATAG E Combi is voorzien van een roestvaststalen platenwisselaar voor bereiding
van warmwater. Het toestel heeft geen warmwatervoorraad en zal bij warmwatervraag
het doorstromende water direkt verwarmen.
In gebieden met een waterhardheidswaarde hoger dan 15°D dient de platen-
wisselaar frequenter van kalkaanslag ontdaan te worden.
Indien er zich problemen voordoen bij toepassing van sanitair water met een
hoger chloridegehalte dan 150 mg/l kan er geen aanspraak gemaakt worden
op de garantievoorwaarden.
De hardheid van het water loopt in Nederland uiteen. De waterleidingmaatschappij kan
hieromtrent exacte informatie verschaffen.
De ketelleidingen van de warmwatervoorziening moeten door middel van een
knelfitting aangesloten worden op de installatie. De ketel is voorzien van een
inlaatcombinatie met een veiligheidsventiel van 8 bar. Deze is samen met de
condensafvoer en de afvoer van het CV-veiligheidsventiel (3 bar) aangesloten op één
rioolaansluitleiding.
Voor de inlaatcombinatie is in de koudwaterleiding een doseerventiel gemonteerd. Het
doseerventiel zorgt ervoor dat er een hoeveelheid water geleverd wordt die een
gegarandeerde temperatuur van 60°C heeft (uitgaande van een koudwater-
temperatuur van 10°C). De hoeveelheid water wordt nagenoeg niet beïnvloed door de
waterdruk.
Bij een waterdruk lager dan 1,5 bar adviseren wij het binnenwerk van het doseerventiel
te verwijderen.
Controleer na installatie het tapdebiet. Indien het tapdebiet onvoldoende blijkt,
adviseren wij het standaard ingebouwde doseerventiel te vervangen door een instel-
baar doseerventiel (levering door derden) . Stel het tapdebiet af volgens de waarde
in tabel 7 op pagina 31.
De ATAG CV-ketels produceren condenswater. Dit condenswater moet afgevoerd
worden, anders zal de ketel niet meer functioneren.
De gezamenlijke condensafvoerleiding dient door middel van een open verbinding
aangesloten te worden op de riolering. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele
rioolgassen in de ketel terecht komen. De rioolaansluiting moet een minimale diameter
van 32 mm hebben.
Monteer de condensafvoerleiding volgens de huidige regelgeving.
Op de gezamenlijke condensafvoerleiding zijn de volgen-de componenten aangesloten:
-
Condensafvoer;
-
Overstortventiel;
-
Inlaatcombinatie (alleen Combi-ketels).
Het afvoeren van het condenswater op de hemelwaterafvoer is, met het oog
op bevriezingsgevaar, niet toegestaan.
Vul vóór het in bedrijf nemen van de ketel de sifon met water.
13