6
|
Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
Vloerverwarming of radiatoren – Meerdere externe kamerthermostaten
Uitgebreide handleiding voor de installateur
38
Opstelling
A Aanvoerwatertemperatuur primaire zone
B Kamer 1
C Kamer 2
a Externe kamerthermostaat
b Omloopklep
▪
Voor elke kamer wordt een (ter plaatse te voorziene) afsluiter geplaatst om geen
toevoer van aanvoerwater te hebben wanneer er geen verwarming of koeling
gevraagd wordt.
▪
Er moet een omloopklep geplaatst worden om het water opnieuw te laten
circuleren wanneer alle afsluiters gesloten zijn. Om ervoor te zorgen dat de unit
betrouwbaar blijft werken, moet deze met een minimum waterdebiet worden
gevoed zoals beschreven in tabel "Het watervolume en waterdebiet controleren"
in
"8.1 De waterleidingen
▪
De bedrijfsmodus wordt ingesteld door de gebruikersinterface in de binnenunit.
Let op: de bedrijfsmodus van elke kamerthermostaat moet ingesteld worden om
overeen te stemmen met de binnenunit.
▪
De kamerthermostaten zijn op de afsluiters aangesloten, maar moeten NIET op
de binnenunit worden aangesloten. De binnenunit zal constant aanvoerwater
leveren, met de mogelijkheid een aanvoerwaterprogramma te programmeren.
Configuratie
Instelling
Temperatuurregeling van de unit:
▪
#: [2.9]
▪
Code: [C-07]
Aantal watertemperatuurzones:
▪
#: [4.4]
▪
Code: [7-02]
Voordelen
Vergeleken met vloerverwarming of radiatoren voor één kamer:
▪
Comfort. U kunt de gewenste kamertemperatuur, inclusief programma's, voor
elke kamer via de kamerthermostaten instellen.
A
B
C
M1
M2
a
4
voorbereiden" [
74].
0 (Vertrekwater): De unit werkt op
basis van de aanvoerwatertemperatuur.
0 (1 zone): Primair
b
a
Waarde
EPGA11~16DAV3(7) + EABH/X16DF6V(7)+9W(7)
Daikin Altherma 3 H W
4P556069-1B – 2021.09