Algemene
ventilatieaansluitingen
• De installatie van het ventilatiesysteem moet worden
uitgevoerd volgens de geldende normen en voorschrif-
ten.
• De aansluitingen moeten worden uitgevoerd via
flexibele slangen, die zo moeten worden geïnstalleerd
dat ze eenvoudig kunnen worden vervangen.
• Zorg ervoor dat inspectie en reiniging van de kanalen
mogelijk is.
• Controleer of er geen verkleining van de doorlaat op-
treedt in de vorm van plooien, scherpe bochten enzo-
voort, want hierdoor zal de ventilatiecapaciteit afne-
men.
• Het luchtkanalensysteem moet minimaal luchtdicht-
heidsklasse B zijn.
• Om te voorkomen dat het geluid van de ventilator naar
de ventilatieapparatuur wordt overgedragen, moeten
er geluiddempers in het leidingsysteem worden geïn-
stalleerd. Als er ventilatieapparatuur in geluidsgevoeli-
ge ruimtes staat, moeten er geluiddempers worden
geïnstalleerd.
• Kanalen die koud kunnen worden, moeten over de
hele lengte worden geïsoleerd met dampdicht isolatie-
materiaal (ten minste PE30 of gelijkwaardig).
• Zorg ervoor dat de condensatie-isolatie volledig is af-
gedicht bij verbindingen en/of toevoernippels, geluid-
dempers, dakkappen enz.
• Er mag geen kanaal in een gemetselde schoorsteen
worden gebruikt voor luchtafvoer.
• De warmtepomp moet worden voorzien van het
meegeleverde luchtfilter (HQ12).
KANAAL VOOR AFVOERLUCHT/AFZUIGKAP
Het kanaal voor afvoerlucht (afzuigkap) mag niet worden
aangesloten op de F130.
Om te voorkomen dat etenslucht in de F130 terecht-
komt, moet de afstand tussen de afzuigkap en de afvoer-
luchtkanalen worden gecontroleerd. De afstand mag
niet minder zijn dan 1,5 m, maar dit kan per installatie
verschillen.
Schakel tijdens het koken altijd de afzuigkap in.
18
Hoofdstuk 4 | Leiding- en luchtaansluitingen
HET FILTERPATROON INSTALLEREN
Het filterpatroon heeft twee aansluitingsafmetingen,
125 mm of 160 mm.
Controleer de diameter van het luchtkanaal voor de
1.
toevoerlucht.
2.
Wanneer het luchtkanaal een grote diameter (Ø 160
mm) heeft, moet de binnenring worden verwijderd
uit de bovenkant van het filterpatroon.
Snijd net binnen de binnenrand van de buitenring
3.
met behulp van een scherp mes. Het kunststof is
eenvoudig te snijden.
4.
Druk het filterpatroon op zijn plek in de aansluiting
voor de toevoerlucht (XL43).
DE AANSLUITING INSTALLEREN
Indien er een andere filteroplossing wordt gebruikt dan
de meegeleverde, moet de meegeleverde koppeling
gemonteerd worden in de aansluiting voor toevoerlucht
(XL43).
DE GELUIDDEMPER MONTEREN
Verwijder de pluggen van de bijgeleverde geluiddem-
1.
per.
2.
Monteer de geluiddemper in de aansluiting voor
uitgaande lucht (XL44).
Afmetingen en
ventilatieaansluitingen
Lucht-in
Lucht-uit
NIBE F130