Koud en warm water
aansluiten
Voor een optimale werking van het warmtapwater instal-
leert u de bijgeleverde doorstroombegrenzer.
De ring wordt geïnstalleerd in de aansluiting voor uit-
gaand warmtapwater (XL41) of de aansluiting voor bin-
nenkomend warmtapwater (XL42) voordat de compres-
sieaansluiting wordt geïnstalleerd.
Voor meer informatie over aansluiting op de boiler, zie
de handleiding daarvan.
XL41 of XL42
Doorstroombegrenzer
Compressiering
koppeling
De mengafsluiter moet worden geïnstalleerd als de fa-
brieksinstelling dusdanig wordt gewijzigd dat de tempe-
ratuur tot boven 60 °C kan stijgen. Bij het wijzigen van
de fabrieksinstelling moet de nationale regelgeving
worden gevolgd. De instelling wordt verricht in menu
5.1.1
(pagina
33).
16
Hoofdstuk 4 | Leiding- en luchtaansluitingen
Alternatieve installatie
De F130 moet zijn aangesloten volgens de instructies
in deze handleiding.
De installatie moet worden uitgevoerd volgens de gel-
dende normen en voorschriften.
AFVOERLUCHT
De afvoerlucht aansluiten
Met een afvoerluchtaansluiting wordt de warmte in de
geventileerde lucht van het gebouw gebruikt om het
warmtapwater te verwarmen terwijl de woning wordt
geventileerd.
De warme lucht wordt van de ruimtes overgebracht naar
de warmtepomp via het ventilatiesysteem van de wo-
ning.
Voorzichtig!
Er is een luchtfilter (HQ12) (bijgeleverd), mini-
maal klasse G2, nodig voor de afvoerluchtlei-
ding van deze aansluiting. Het filter moet regel-
matig worden gereinigd.
LET OP!
Het geluid van de ventilator kan worden over-
gedragen via de ventilatiekanalen.
NIBE F130