3
Veiligheid
3.8
Verkeersveiligheid
Bij het rijden op de openbare weg moet de trekker met aangebouwde machine vol-
doen aan de wegcode van het desbetreffende land. Voor het naleven van deze
voorschriften zijn de houder en de chauffeur van het voertuig verantwoordelijk.
3.8.1
Controles vóór aanvang van de rit
De controle bij het vertrek is een belangrijke bijdrage aan de verkeersveiligheid.
Controleer direct vóór iedere rit of de gebruiksomstandigheden, de verkeersvei-
ligheid en de voorschriften van het betreffende land worden nageleefd.
Wordt het toegestane totale gewicht aangehouden?
Controleer de bandendruk en de werking van het remsysteem van de trekker.
Is de machine volgens de voorschriften aangekoppeld?
Zou tijdens het rijden strooimiddel verloren kunnen worden?
-
-
Voldoen de verlichting en markering van de machine aan de voorschriften
van uw land voor het gebruik op de openbare weg? Let op het volgens de
voorschriften aanbrengen van waarschuwingsborden, reflectoren en extra
verlichting.
3.8.2
Transportrit met de machine
Het rijgedrag, de kantel-, stuur- en remeigenschappen van de trekker veranderen
door de aangebouwde machine. Zo wordt bijv. door de hoge effectieve belasting
de vooras van de trekker ontlast en zodoende het stuurvermogen beïnvloed.
Pas uw rijgedrag aan de veranderde rijeigenschappen aan.
Let bij het rijden steeds op voldoende zicht. Is dit niet gewaarborgd, dan is er
een persoon nodig die aanwijzingen geeft.
Neem de toegestane maximumsnelheid in acht.
Vermijd bij bergop en bergaf rijden en dwars t.o.v. de helling rijden het maken
van plotselinge bochten. Door de verplaatsing van het zwaartepunt bestaat
gevaar voor kantelen. Rijd ook bij een oneffen, zacht terrein (bijv. veldinritten,
trottoirbanden) zeer voorzichtig.
Verblijf van personen op de machine is tijdens het rijden en tijdens gebruik
verboden.
12
Let op het vulpeil van het strooimiddel in het reservoir.
De doseerschuif moet gesloten zijn.