Afdrukmateriaal en lade
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde
bovenaan liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij
invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn geen garanties
wat de afdrukkwaliteit betreft.
•
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als
ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C) van het apparaat.
•
De inkt op het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag
de printerrollen niet beschadigen.
•
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het
fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier, waardoor
de afdrukkwaliteit afneemt.
5
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst moet u het
papierformaat en -type instellen met behulp van de knoppen op
het bedieningspaneel.
• De instellingen die via het stuurprogramma zijn
opgegeven krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
• Deze functie is niet van toepassing op modellen zonder
displayscherm op het bedieningspaneel.
1
Druk op
de knop (Menu) op het bedieningspaneel.
2
Druk op Papier > OK > Kies de gewenste lade > OK.
3
Druk op Papierformaat > OK > Kies de gewenste optie >
OK.
4
Druk op Type papier > OK > Kies de gewenste optie >
OK.
5
Druk op
(Annuleren) om terug te keren naar stand-
bymodus.
2. De basisfuncties leren
kennen
42