Met de wielen kunt u de tipdeflectie anterieur/posterieur en linksom/rechtsom afstellen.
de deflectiewielen in de neutrale (ongebogen) positie. (Er is geen rem voor de deflectie linksom/rechtsom.)
Het onderste wiel heeft rem- en vrije modi. In de remmodus is de beweging van het deflectiewiel beperkt.
Hierdoor kan de tip in een bepaalde positie worden gehouden.
Ga voorzichtig te werk bij het inbrengen en verwijderen van de transducer.
Let op
1
Afbeelding 2-5
Deflectiebedieningselementen. Voor oriëntatiedoeleinden houdt u de transducer van u af
gericht met de afstelwielen omhoog en de flexibele schacht in een rechte positie.
1
Draai het bovenste wiel linksom om de tip naar links te bewegen.
2
Draai het bovenste wiel rechtsom om de tip naar rechts te bewegen.
3
Draai het onderste wiel linksom om de tip posterieur te bewegen.
4
Draai het onderste wiel rechtsom om de tip anterieur te bewegen.
5
Onderste deflectie-afstelwiel
12
Om beschadiging van de transducer te voorkomen, mag de distale tip van de
transducer niet worden gebogen door directe uitoefening van kracht. Gebruik de
deflectiewielen voor deze taak.
2
3
5
6
Afbeelding 2-5
4
Hoofdstuk 2
toont