Gebruik
7.2
108
Checklist voor het rijden
Controleer de fiets elke keer voor het rijden.
Gebruik de fiets niet wanneer afwijkingen worden
vastgesteld.
Controleer de fiets op volledigheid.
Controleer o.a. verlichting, reflectoren en remmen op sterke
vervuiling.
Controleer spatborden, bagagedrager en kettingbeschermer op
deugdelijke montage.
Controleer voor- en achterwiel op een rechte loop. Dat is met
name van belang wanneer de fiets getransporteerd is geweest
of met een slot vastgezet is geweest.
Controleer de ventielen en de bandenspanning. Corrigeer deze
zo nodig voor het rijden.
Controleer bij een hydraulische velgrem of de
vergrendelingshendels zich volledig gesloten in hun eindstand
bevinden.
Controleer de voor- en achterwielrem op hun goede werking.
Knijp daarvoor de remhendels in om te controleren of deze in de
gebruikelijke stand tegendruk geven. De rem mag geen
remvloeistof verliezen.
Controleer de rijverlichting op een goede werking.
Controleer op ongewone geluiden, trillingen, geuren,
verkleuringen, vervormingen, scheuren, groeven,
schuurplekken en slijtage. Dit duidt op materiaalmoeheid.
Controleer het veersysteem op scheuren, deuken, butsen,
aanlopende delen en vrijgekomen olie. Kijk ook naar delen aan
de onderzijde van de fiets die niet in het zicht liggen.
Druk het veersysteem samen met uw lichaamsgewicht. Stel de
optimale "sag" in wanneer dit te zacht aanvoelt.
Controleer dat alle snelspanners, voor zover deze gebruikt
worden, zich volledig gesloten in hun eindstand bevinden.
Verzeker u ervan dat alle bevestigingsschroeven van
steekassystemen, voor zover deze worden gebruikt, met het
juiste aanhaalmoment zijn vastgedraaid.
Let op een ongewoon gevoel bij het remmen, trappen of sturen.
034-03210_1.0_25.09.2018