Installatievoorschrift CombinAir
ADvIeS!
Spoel jaarlijks de bestaande riolering door in verband met
mogelijke slibvorming.
Co
grenzen
2
CO
2
Hoogstand
8.6 – 9.1
Laagstand
7.7 – 8.1
figuur 9
ADvIeS!
Leg alle condensleidingen onder afschot om ernstige vervuiling
te voorkomen. Tevens is het aan te raden om drie maanden na
de installatie de sifon van aluminium-oxide te ontdoen. In deze
periode wordt het meeste oxide in het rookgasafvoerkanaal
gevormd.
07.98.91.953.7_instalvoorsch_CombinAir.indd 49
O
2
5.2 – 4.3
6.8 – 6.1
• Hoogstand
De brander dient van boven naar beneden op het branderbed
een geheel blauw vlambeeld te hebben (CO
tot 9.8%). De afstelling van de hoogstand wordt bepaald door
de afstelling van de laagstand. Bij een goed vlambeeld kan de
meting van het CO
-percentage van de rookgassen achter-
2
wege gelaten worden. Bij een afwijkend vlambeeld dient men
wél het CO
-percentage van de rookgassen te meten (zie punt
2
3 van de inspectie).
4. meting van de belasting
Meet de tijd waarin 28,2 liter (28.2 kW) gas wordt verbruikt op
hoogstand. De gemeten tijd dient voor beide vermogens 33
seconden te zijn. Deze tijd mag ± 6% afwijken (± 2 seconden).
Noteer de gemeten waarde op de servicekaart op het toestel.
Vergelijk de gemeten tijd met de waarde(n) gemeten bij het
in bedrijf stellen en/of de voorgaande jaarlijkse inspecties (zie
servicekaart op het toestel). Als de gemeten tijd buiten de
toleranties valt, inspecteer dan het luchttoevoer- en rookgas-
afvoersysteem plus de warmtewisselaar van het toestel op
vervuiling en reinig deze als dat nodig mocht blijken (zie §
7.2.1).
5. meting Co
-gehalte rookgassen
2
Beschikt u over een CO
-meetapparaat met een nauwkeurig-
2
heid < 0,2%, dan kunt u het CO
sen controleren.
a. Meet eerst het CO
-percentage op laagstand. Het toestel
2
zal starten op een hoger vermogen en zal daarna drie
minuten lang op laag vermogen branden.
b. Na vijf minuten kunt u het CO
stand meten. De gemeten waarden dienen binnen de
grenzen te liggen zoals die in (figuur 9) zijn vermeld.
c. Noteer de gemeten waarden op de servicekaart aan de
binnenzijde van het toestel. Vergelijk deze met de waar
den die zijn gemeten bij het in bedrijf stellen van het
toestel en/of bij voorgaande inspecties.
d. Neem bij grotere afwijkingen contact op met Daalderop.
6. Inspectie van de ionisatiestroom
De ionisatiestroom van de brander kan worden uitgelezen via
het serviceprogramma van de regelunit. De ionisatiestroom
dient bij zowel laag- als hoogstand groter dan 42 te zijn. Bij
afwijkingen moet de ionisatiepen worden gecontroleerd (zie
§ 7.2.1).
7. Inspectie van de sifon
Verwijder jaarlijks de beker van de sifon onderaan het toestel
en controleer of zich daarin aluminiumoxide gevormd heeft.
Is dit het geval dan dient de warmtewisselaar eventueel
gereinigd te worden (zie § 7.2.1).
Inspectie en ondehoud | 49
-percentage 9.3%
2
-percentage van de rookgas-
2
-gehalte op de hoogste
2
02-11-10 09:16