38 | Installatie CombinAir
07.98.91.953.7_instalvoorsch_CombinAir.indd 38
4.5.2. Aansluiting buitensensor
Het toestel werkt alleen als er een buitensensor is aange-
sloten. De buitensensor wordt in een behuizing geleverd
exclusief aansluitdraad. Als aansluitdraad kan een standaard
twee-aderige kabel gebruikt worden.
Hang de sensor, om vochtproblemen te voorkomen, altijd met
de kabelopening naar beneden en zorg dat het laagste punt
van de kabel buiten de woning zich altijd lager bevindt dan
het gat in de muur. Zie de figuur hiernaast.
Monteer de buitensensor bij voorkeur op de noordgevel.
Plaats de sensor niet op een plaats waar deze beïnvloed kan
worden door warmte afkomstig van de zon, schoorsteen,
ventilatieopening of een open raam.
Ga als volgt te werk:
- Bepaal de plaats en boor een gat door de muur om de
aansluitkabel door te voeren.
- Bepaal de plaats van de buitensensor, zorg ervoor dat de
kabel een zekere uithang heeft.
- Trek de kabel door de PG-wartel door het toestel en sluit
deze aan op de kroonsteen (zie figuren 6 en 7).
figuur 6
4.5.3. Aansluiten aan/uit kamerthermostaat
Sluit de bedrading van de kamerthermostaat aan op het
aansluitpunt voor de kamerthermostaat (24 Vac) dat op het
frame van de regelunit is gemonteerd. Stel de warmteversnel-
ler van de kamerthermostaat in op 0,12 Ampère. De maximaal
toelaatbare weerstand van het kamerthermostaatcircuit
bedraagt 22 Ohm. Bij een klokthermostaat mag de ruststroom
als er geen warmtevraag is niet hoger zijn dan 20 mA.
figuur 7
Geadviseerd wordt de kamerthermostaat in de winter niet
lager in te stellen dan 15 °C.
Installatievoorschrift CombinAir
02-11-10 09:16