52 | In bedrijf nemen
Wanneer in de standaardweergave SIFONVULBEDRIJF wordt getoond,
is het sifonvulprogramma actief. De sifon in de ketel wordt gevuld (
hoofdstuk 9.7).
9.3
Inbedrijfname van de solarinstallatie
Luchtvrijheid van de solarinstallatie controleren
▶ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading tussen solarmodule, bedie-
ningseenheid cv-ketel is aangebracht.
▶ Cv-installatie en solarinstallatie op de bedieningseenheid configure-
ren en activeren ( technische documenten van CW 400 en
MS 100).
Solarboilerpomp met de bedieningseenheid handmatig aan- en uitscha-
kelen:
De elektronisch geregelde solarboilerpomp wordt via de solarmodule en
de bedieningseenheid geregeld. De volgende beschrijving heeft uitslui-
tende betrekking op de bediening met de bedieningseenheid CW 400.
▶ Servicemenu Diagnose openen.
▶ Menu Functietest openen.
▶ In dit menu Functietesten activeren op Ja instellen.
De beschikbare functies worden weergegeven.
▶ In menu Solar het menu Zonnepomp openen.
▶ Menupunt Zonnepomp instellen:
– Uit: de pomp draait niet en is uitgeschakeld.
– Min. toerental zonnepomp, bijvoorbeeld 40 %: de pomp is inge-
schakeld en draait met een toerental van 40 % van het maximale
toerental.
– 100 %: de pomp is ingeschakeld en draait met maximaal toeren-
tal.
▶ Tijdens het schakelen de wijzer van de manometer ( afb. 75,
pagina 49) op de solargroep controleren.
Wanneer de zwarte wijzer van de manometer ( afb. 75) bij het in- en
uitschakelen van de solarboilerpomp drukschommelingen aangeeft,
moet de solarinstallatie verder worden ontlucht.
▶ Bedrijfsdruk controleren evt. warmtedragervloeistof bijvullen.
▶ Solarpomp ca. 10 minuten laten draaien.
Circulatie op de debietmeter ( afb. 75) controleren.
▶ Solarinstallatie bij de automatische ontluchter aan de high-perfor-
mance-solarboilerpomp nogmaals ontluchten( afb. 75) en be-
drijfsdruk op 2,5 bar instellen. Bij installaties met meer dan 12 m
hoogteverschil, hoofdstuk 7.1.2 aanhouden.
▶ In het menu Functietest de waarde bij het menupunt Functietesten
activeren op Nee instellen.
-of-
▶ Menu Functietest sluiten.
Het normale verwarmen in de gehele installatie is weer actief.
Maximaal debiet instellen
De solargroep bevat een high-performance-pomp die via een stuursig-
naal wordt gemoduleerd en daarom geen niveauschakelaar heeft.
Wanneer de solarinstallatie uit ten hoogste 4 vlakke collectoren of
3 vacuümbuiscollectoren bestaat, is het nodig het debiet te reduceren.
6720869224 (2016/12)
Aantal collectoren
l/min
1
2
3
4
Tabel 30 Maximaal debiet bij 30 - 40 °C in de retourleiding, afhankelijk
van collectortype en -aantal
Solarboilerpomp met de bedieningseenheid handmatig aanschakelen:
▶ Servicemenu Diagnose openen.
▶ Menu Functietest openen.
▶ In dit menu Functietesten activeren op Ja instellen.
De beschikbare functies worden weergegeven.
▶ In menu Solar het menu Zonnepomp openen.
▶ De waarde bij menupunt Zonnepomp op 100 % instellen.
▶ Debiet op de debietbegrenzer ( afb. 75) aflezen.
Wanneer het maximale debiet ( tab. 30) wordt overschreden:
▶ Debiet met instelschroef van de debietbegrenzer ( afb. 75) zover
smoren, tot het debiet weer onder het maximum ligt.
▶ In het menu Functietest de waarde bij het menupunt Functietesten
activeren op Nee instellen.
-of-
▶ Menu Functietest sluiten.
Het normale verwarmen in de gehele installatie is weer actief.
9.4
Weergave op het display
KETELTEMP
°C
WARM WATER
VERWARMING
DRUK
Afb. 83 standaardweergave
Symbool
Toelichting
Branderwerking
Bosch MB LANi actief
Noodmodus
Storing
Tabel 31 Symbolen in de standaardweergave ( afb. 83)
F..-2
VK 120-2 CPC
(6 buizen)
l/min
2,5
–
5
5
7,5
7,5
10
10
AAN
AAN
OK
0010006587-003
Condens 9000i