5.2
Omvormer monteren
1.
Montageplaat (4) met 4 schroeven (3) aan het montageoppervlak bevestigen. De
borgplaat (1) zit aan de bovenkant.
2.
Omvormer op de montageplaat plaatsen.
3.
De 4 opnamepennen aan de achterkant van de omvormer over de nokken (2) van de
montageplaat hangen.
4.
Omvormer op de montageplaat drukken. De vergrendelnok aan de achterkant van de
omvormer klikt hoorbaar vast in de borgplaat (1).
5.3
AC-aansluiting voorbereiden
GEVAAR
Elektrische spanning
Levensgevaar door elektrische schok.
Veiligheidsaanwijzingen en waarschuwingen in hoofdstuk 5.1 in acht ne-
►
men.
Stekkerverbinding nooit losmaken of aansluiten wanneer de AC-verbin-
►
ding onder spanning staat.
Vóór werkzaamheden aan de AC-aansluiting de stroombreker inbouwen.
►
5.3.1
Aardlekschakelaar (RCD)
Door de constructie van de omvormer wordt bepaald dat deze geen DC-lekstroom kan ver-
oorzaken. Daarom is het niet nodig een aardlekschakelaar (RCD) te installeren. Als de
plaatselijke installatievoorschriften of het energiebedrijf de installatie van een externe aard-
lekschakelaar in de AC-aansluitleiding voorschrijven, is een aardlekschakelaar van het
type A (RCD) conform IEC 62109-1 voldoende. De triggerstroom moet ten minste 100 mA
of meer bedragen.
Als er meerdere omvormers in een systeem zijn geïnstalleerd, moet er voor elke afzonder-
lijke omvormer een aardlekschakelaar (RCD) worden geïnstalleerd.
762.885 Z05 2012 coolcept_fleX, coolcept³_fleX
NL
17