27 Hogedrukschakelaar voor ontdooien
De hogedrukschakelaar voor het ontdooien is gemonteerd op de
afvoerleiding van de unit en meet de condensordruk (druk aan
de compressoruitlaat). Als de druk te hoog wordt treedt de
drukschakelaar in werking. De compressor stopt (alleen tijdens
het ontdooien).
Hij wordt automatisch teruggesteld wanneer hij geactiveerd is.
Beveiligingen
(Zie afbeelding 1)
28 Hogedrukschakelaar
De hogedrukschakelaar is gemonteerd op de afvoerleiding van
de
unit
en
meet
de
compressoruitlaat). Als de druk te hoog wordt treedt de
drukschakelaar in werking. De unit stopt.
Als de drukschakelaar in werking treedt wordt hij automatisch
teruggesteld. De besturing daarentegen moet manueel worden
teruggesteld.
29 Lagedrukschakelaar
De lagedrukschakelaar is gemonteerd op de aanzuigleiding van
de
unit
en
meet
de
compressorinlaat). Als de druk te laag wordt treedt de
drukschakelaar in werking De unit stopt.
30 Thermische beveiliging van de uitlaat (algemene beveiliging)
De thermische beveiliging van de uitlaat treedt in werking als de
temperatuur van het koelmiddel dat de compressor verlaat te
hoog wordt. De unit stopt.
31 Debietschakelaar
De debietschakelaar meet de stroming in het watercircuit. Als de
stroming de minimaal toegelaten waterstroming niet bereikt,
wordt de unit uitgeschakeld.
32 Veiligheidsklep (uitsluitend EUWYP, EUWYB)
De veiligheidsklep voorkomt dat de waterdruk boven de 3 bar
stijgt. Hij voorkomt dat de tank barst. Het inschakelen van deze
beveiliging heeft geen invloed op de werking van de unit.
33 Sensor voor uitlaatwatertemperatuur
De sensor voor de uitlaatwatertemperatuur meet de temperatuur
van het water aan de verdamperuitlaat. De beveiliging schakelt
de unit uit als de koelwatertemperatuur te laag wordt om te
voorkomen dat het water tijdens de werking bevriest.
Als de temperatuur weer normaal wordt zal de beveiliging
automatisch worden teruggesteld. De besturing daarentegen
moet manueel worden teruggesteld.
34 Vorstbeveiliging (optie)
Het koelerwatersysteem wordt beveiligd tegen bevriezing door
een verwarming.
EUWY(*)5~24KBZW1
Compacte omschakelbare lucht-water warmtepompen
4PW61655-1 – 07.2010
condensordruk
(druk
aan
verdamperdruk
(druk
aan
E
LEKTRISCHE SPECIFICATIES
Unit (pk)
Voedingscircuit
• Fase
• Frequentie
• Spanning
• Spanningsafwijking
• Aanbevolen
zekeringen
Hoofdcomponenten
de
16~24 pk-units)
Raadpleeg het elektrisch schema dat meegeleverd is met de unit.
1
Voedingsinlaat (L1, L2, L3, N, PE)
De stroomkabels van het plaatselijke stroompaneel kunnen via
deze invoeropening in de unit worden gebracht.
2
Hoofdschakelaar (S12M)
Met deze schakelaar kunt u de stroom naar de voeding
de
onderbreken.
3
Schakelaar voor pomp (S21P)
De pomp kan op automatisch (gestuurd door de besturing) of
manueel inschakelen (voor onderhoudsdoeleinden) worden
geschakeld met behulp van deze schakelaar.
4
Digitale besturing (A1P)
Regelt de werking van de unit.
5
I/O-pcb (A2P) (input/output)
De I/O-printkaart (A2P) wordt gebruikt voor de aansluiting van
alle interne en lokale bedrading. Zij bevat eveneens sommige
besturings- en veiligheidsfuncties.
6
Softstarter (A5P) (alleen mogelijk in optie voor 5~12 pk)
De softstarter vermindert de startstroom van de compressor.
7
Hulp-bypass-relais
Het relais overbrugt de hogedrukschakelaar voor het ontdooien
wanneer de unit niet in ontdooien staat.
Beveiligingen
(Zie afbeelding 2) (
units)
5
I/O-printkaart (A2P) (input/output)
De I/O-printkaart (A2P) bevat een fasebeveiliging.
De fasebeveiliging detecteert of de 3 fasen van de voeding
correct zijn aangesloten. Als een fase niet is aangesloten of als
2 fasen omgekeerd zijn, kan de unit niet opstarten.
8
Thermische beveiliging ventilatormotor (Q11F, Q12F, Q21F,
Q22F)
De ventilatormotoren zijn uitgerust met een thermische
beveiliging. Deze beveiligingen worden in werking gesteld als de
temperatuur van de ventilatormotor te hoog wordt. Als de
temperatuur weer normaal wordt, wordt de beveiliging
automatisch teruggesteld.
9
Overstroomrelais voor compressor (K4S, K5S)
Het overstroomrelais beschermt de compressormotor bij een
overbelasting, fasestoring of te lage spanning. De instelling van
het relais gebeurt in de fabriek en mag niet worden gewijzigd.
Als het relais is geactiveerd moet het worden teruggesteld in de
schakelkast, waarna ook de besturing manueel dient te worden
teruggesteld.
10 Overstroomrelais voor pomp (K6S)
Het overstroomrelais beschermt de pompmotor bij een
overbelasting, fasestoring of te lage spanning. De instelling van
het relais gebeurt in de fabriek en mag niet worden gewijzigd.
Als het relais is geactiveerd moet het worden teruggesteld in de
schakelkast, waarna ook de besturing manueel dient te worden
teruggesteld.
5
8
10
12
3N~
50
(Hz)
400
(V)
±10
(%)
20
25
25
32
EUWYN
(A)
20
25
32
40
EUWYP+B
(A)
(Zie afbeelding 2) (
uitsluitend voor 16~24 pk-
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
20
24
40
50
63
50
50
63
uitsluitend voor
4