Fenomeen 4.5: Fasebeveiliging is ingeschakeld.
M
OGELIJKE OORZAKEN
Twee fasen van de voeding zijn
verkeerd aangesloten.
Eén fase is niet goed aangesloten.
TERUGSTELLEN
Fenomeen 4.6: Thermische beveiliging van de uitlaat is ingeschakeld.
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit functioneert buiten het
werkingsbereik.
TERUGSTELLEN
Fenomeen 4.7: Debietschakelaar is ingeschakeld.
M
OGELIJKE OORZAKEN
Er is te weinig waterstroom.
TERUGSTELLEN
Fenomeen 5: De unit valt stil kort nadat deze is ingeschakeld
M
OGELIJKE OORZAKEN
Eén van de beveiligingen is in
werking getreden.
De spanning is te laag.
Fenomeen 6: De unit functioneert constant terwijl de watertemperatuur
hoger, respectievelijk lager blijft dan de ingestelde temperatuur op de
besturing
M
OGELIJKE OORZAKEN
De ingestelde temperatuur op de
besturing is respectievelijk te laag
of te hoog.
De respectievelijke warmte- of
koudeproductie in het watercircuit
is te hoog.
Er is te veel waterstroom.
Fenomeen 7: De unit produceert te veel lawaai en trillingen
M
OGELIJKE OORZAKEN
De unit is niet naar behoren
bevestigd.
Fenomeen 8: Er is te weinig waterstroom
M
OGELIJKE OORZAKEN
De afsluitklep staat niet volledig
open.
Er zit lucht in het systeem.
Het filter is vuil.
Het circuit is geblokkeerd.
De drukregelklep staat niet ver
genoeg open.
De gekozen pomp heeft
onvoldoende capaciteit.
EUWY(*)5~24KBZW1
Compacte omschakelbare lucht-water warmtepompen
4PW61655-1 – 07.2010
W
AT TE DOEN
Verwissel twee fasen van de voeding
(enkel door een erkend elektricien).
Controleer de aansluiting van alle
fasen.
Na het verwisselen van twee fasen
of stevig bevestigen van de
voedingskabels wordt de beveiliging
automatisch teruggesteld, maar
moet de besturing nog worden
teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Controleer de werkingscondities van
de unit.
Na een temperatuurdaling wordt de
thermische beveiliging automatisch
teruggesteld, maar de besturing
moet nog worden teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Controleer de waterpomp.
Nadat u de oorzaak van de storing
heeft gevonden wordt de
debietschakelaar automatisch
teruggesteld, maar de besturing
moet nog worden teruggesteld.
W
AT TE DOEN
Controleer de beveiligingen
(raadpleeg
"Eén van de volgende
beveiligingen is in werking getreden"
op pagina
21).
Controleer de spanning op het
voedingspaneel en, indien nodig,
op het elektrische gedeelte van de
unit (de spanningsdaling door de
voedingskabels is te groot).
W
AT TE DOEN
Controleer en wijzig de
temperatuurinstelling.
De koelcapaciteit/
verwarmingscapaciteit van de unit
is te laag. Neem contact op met uw
plaatselijke verdeler.
Herbereken de waterstroom.
W
AT TE DOEN
Bevestig de unit overeenkomstig de
instructies vermeld in de
montagehandleiding.
W
AT TE DOEN
Open de afsluitklep volledig.
Ontlucht het systeem.
Maak het filter schoon.
Verwijder de oorzaak.
Open ze verder.
Controleer ∆p over de pomp.
Installeer een krachtiger pomp.
Fenomeen 9: De pomp maakt lawaai (cavitatie)
M
OGELIJKE OORZAKEN
De afsluitklep staat niet volledig open.
Er zit lucht in het systeem.
Het filter is vuil.
De voordruk en de vereiste
waterdruk stemmen niet overeen
met die van de instructies voor de
montage of het expansievat is
defect.
O
NDERHOUD
Om een optimale werking van de unit te verzekeren dient u op
geregelde tijdstippen de unit en de lokale bedrading te controleren.
Als de unit wordt gebruikt voor airconditioningdoeleinden moet de
hieronder beschreven controle minstens één maal per jaar worden
uitgevoerd. Als de unit voor andere doeleinden wordt gebruikt moet
dit om de 4 maanden gebeuren.
Vooraleer een onderhoud of herstelling uit te voeren moet
u steeds de hoofdschakelaar op het voedingspaneel
uitschakelen,
de
beveiligingen van de unit openen.
Reinig de unit nooit met water dat onder druk staat.
Belangrijke informatie over het gebruikte koelmiddel
Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen die onder het Kyoto-
protocol vallen.
Koelmiddeltype:
R407C
(1)
GWP
waarde:
1652,5
(1)
GWP = Global Warming Potential (globaal opwarmingspotentieel)
Afhankelijk van de Europese of lokale wetgeving kunnen periodieke
inspecties voor koelmiddellekken vereist zijn. Voor meer informatie,
gelieve contact op te nemen met uw lokale dealer.
Wat te doen bij onderhoud
Een erkend elektricien moet instaan voor de controle van
de bedrading en de voeding.
1
Lucht warmtewisselaar
Verwijder met behulp van een borstel en een ventilator het stof
en ander vuil van de ribben. Blaas vanaf de binnenkant van de
unit. Let op dat u daarbij de ribben niet plooit of beschadigt.
2
Lokale bedrading en voeding
■ Controleer de voedingsspanning op het lokale voedings-
paneel. De spanning moet overeenkomen met de spanning
vermeld op het identificatieplaatje van de unit.
■ Controleer de aansluitingen en zorg ervoor dat deze naar
behoren zijn bevestigd.
■ Controleer de goede werking van de hoofdschakelaar en het
differentieel op het lokale voedingspaneel.
3
Interne bedrading van de unit
Controleer op het zicht of er in de schakelkasten geen losse
aansluitingen steken (klemmen en componenten). Zorg ervoor
dat de elektrische componenten niet beschadigd zijn of los
zitten.
4
Aarding
Zorg ervoor dat de aardkabels nog steeds naar behoren zijn
bevestigd en de aardklemmen stevig zijn vastgemaakt.
5
Koelcircuit
■ Controleer de binnenkant van de unit op mogelijke lekken.
Raadpleeg uw plaatselijke verdeler als u een lek vaststelt.
■ Controleer
de
bedrijfsdruk
"Inschakelen van de unit" op pagina
W
AT TE DOEN
Open ze volledig.
Ontlucht het systeem.
Maak het filter schoon.
Herbereken de waarden vermeld in
de hoofdstukken
"De voordruk van
het expansievat instellen" op
pagina 7
en
"Water vullen" op
pagina
8.
zekeringen
verwijderen
of
van
de
unit. Raadpleeg
13.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
de
22