Inhoudsopgave
Advertenties
De computervoeding is voorzien van intelligente circuits: batterijlaadcircuit met versnelde laadfunctie en
batterijcontrole, met als hoofdtaak om de staat van de batterijen en de aansluitingen in het circuit te monitoren.
Als de controller een stroomfout in het batterijcircuit detecteert, zal de ALARM technische uitgang dit
aangeven.
6.1. Batterijdetectie.
De besturingseenheid van de computervoeding controleert de spanning aan de batterijklemmen en
bepaalt op basis van de gemeten waarden wat de juiste reactie is:
U
lager dan 4 V
BAT
U
= 4 tot 20 V
BAT
U
hoger dan 20 V
BAT
6.2. Bescherming tegen kortsluiting van de batterijklemmen.
De computervoeding is voorzien van een circuit dat bescherming biedt tegen kortsluiting van de
batterijklemmen. In geval van kortsluiting zal het controlecircuit direct de batterijen ontkoppelen van de rest van
het voedingscircuit zodat er geen verlies van uitgangsspanning op de uitgangen van de voeding optreedt.
Automatisch opnieuw koppelen van de batterijen op de circuits van de computervoeding is alleen mogelijk na
het verhelpen van de kortsluiting en correcte aansluiting van de circuits.
6.3. Bescherming tegen omgekeerde batterij-aansluiting.
De computervoeding is beschermd tegen omgekeerde aansluiting van de batterijklemmen. In geval van
onjuiste aansluiting slaat de F
hersteld door de zekering te vervangen en de batterijen correct aan te sluiten.
6.4. Bescherming van de batterij tegen diepontlading UVP.
De computervoeding is voorzien van een ontkoppelingssysteem en indicatie van ontlading van de batterij.
Als de spanning aan de batterijklemmen onder de 20 V ± 0.2 V komt tijdens werking op batterijen, klinkt er een
akoestisch signaal en worden de batterijen binnen 15s ontkoppeld.
Zodra de 230 V hoofdvoeding hersteld is, worden de batterijen weer aangesloten op de
hoofdvoedingseenheid.
6.5. Batterijtest.
De computervoeding vort elke 5 minuten een batterijtest uit. Tijdens het testen meet de
besturingseenheid van de computervoeding de elektrische parameters volgens de ingevoerde meetmethode.
In de volgende gevallen treedt er een negatief resultaat op:
- het batterijcircuit is onderbroken,
- de weerstand in het batterijcircuit komt boven de 300 mΩ
- de klemspanning komt onder de 24 V.
De batterijtest wordt automatisch vergrendeld wanneer de computervoeding in werkende modus is.
De batterijtest is dan niet mogelijk. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens batterij-ondersteunde werking.
6.6. Meting van de weerstand van het batterijcircuit.
De computervoeding controleert de weerstand in het batterijcircuit. Tijdens de meting houdt de driver
van de computervoeding rekening met de hoofdparameters in het circuit. Zodra de limietwaarde van 300 mΩ
wordt overschreden, wordt er een fout aangegeven.
Een fout kan duiden op aanmerkelijke slijtage of losse kabels tussen de batterijen.
6.7. Meting van de batterijtemperatuur
Meting van de temperatuur en compensatie van de laadspanning van de batterij kan de levensduur van de
batterijen verlengen.
De computervoeding heeft een temperatuursensor om de temperatuurparameters van de geïnstalleerde
batterijen te monitoren. Het is aan te bevelen om de temperatuursensor tussen de batterijen te plaatsen.
Zorg dat je de sensor niet beschadigd tijdens het verplaatsen van de batterijen.
6. Reservevoedingscircuit.
- batterijen niet aangesloten op de circuits van de computervoeding
- foute batterijen
- batterijen aangesloten op de circuits van de computervoeding
zekering in het batterijcircuit door. Normale werking kan alleen worden
BAT
14
Advertenties
Inhoudsopgave
