4.3.
Procedure voor het controleren van de voeding op de installatieplek
1. Controleer de indicatie op het voorpaneel van de voedingseenheid:
a) 230 V AC LED
geven.
b) AUX LED
geven
2. Controleer de uitgangsspanning na de 230 V stroomstoring.
a) Simuleer het gebrek aan 230 V door de hoofdstroomonderbreker af te koppelen.
b) 230 V AC LED
c) AUX LED
geven
d) LED ALARM LED
e) De EPS en ALARM technische uitgangen veranderen in de tegengestelde status na 10 s.
f)
Schakel de 230 V hoofdstroom weer in. De indicatie zou na enkele seconden moeten terugkeren naar
de beginstatus onder punt 1.
3. Controleer of het gebrek aan continuïteit in het batterijcircuit goed wordt aangegeven.
a) Koppel tijdens normale werking van de computervoeding (230 V netstroom ingeschakeld) het
batterijcircuit af door de F
b) Binnen 5 minuten zal de computervoeding een fout in het batterijcircuit aangeven.
c) ALARM LED
d) ALARM technische uitgang verandert in de tegengestelde status.
e) Schakel de F
BAT
f)
De voeding dient nu binnen 5 minuten na voltooiing van de batterijtest terug te keren naar normale
werking, waarbij de beginstatus wordt aangegeven.
moet blijven branden om de aanwezigheid van de netvoeding aan te
moet blijven branden om de de aanwezigheid van de toevoerspanning aan te
dient uit te gaan.
moet blijven branden om de de aanwezigheid van uitgangsspanning aan te
begint te knipperen.
-zekering los te koppelen.
BAT
begint te knipperen.
-zekering in het batterijcircuit weer in.
10