2. INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
2.1
Algemeen
Lees eerst deze installatievoorschriften alvorens met de installatie wordt begonnen.
De installatie dient te voldoen aan de laatste versie van de volgende voorschriften:
•
NEN 1078, Eisen en bepalingsmethoden voor huishoudelijke gasleidinginstallaties
•
NEN 1010, Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
•
NEN 2757, Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rook van verbrandingstoestellen
•
Eventuele plaatselijk geldende voorschriften
Dit toestel mag uitsluitend door een daartoe erkend installatiebedrijf worden geïnstalleerd.
2.2
De opstelling van de boiler
Plaats de boiler op een vlakke vloer in een vorstvrije ruimte. In de opstellingsruimte moeten minimaal de
volgende afstanden tot een wand, deur of luik in acht worden genomen:
- 150 mm aan de rechterzijde
- 150 mm aan de linkerzijde
- 600 mm aan de voorzijde (i.v.m. service)
- 400 mm aan de bovenzijde (i.v.m. service)
Plaats de boiler in een ruimte waar, in geval van lekkage aan de tank of aan de aansluitingen, geen
waterschade kan ontstaan aan de directe omgeving of aan lager gelegen verdiepingen. Indien dit niet
mogelijk is, dient de boiler in een veiligheids-opvangbak met afvoermogelijkheid geplaatst te worden.
2.3
Wateraansluitingen
De koudwateraansluiting en de warmwateraansluiting bevinden zich aan de bovenzijde van het toestel,
zie figuur 1. Ten behoeve van een circulatieleiding is er een extra aansluiting aanwezig, let er op dat er in
de circulatieleiding een keerklep wordt gemonteerd. Pas driedelige koppelingen toe om het verlenen van
service vlot te doen verlopen. Plaats een inlaatcombinatie in de koudwatertoevoerleiding en
serviceafsluiters in de warmwaterleiding en de circulatieleiding.
figuur 1: aansluitingen
5