Media
• S neltoetsen wijzigen: sneltoetsen naar veelgebruikte opties wijzigen.
• G PS-tag: een GPS-locatietag toevoegen aan de foto.
• V oor een goede GPS-ontvangst moet u locaties vermijden waar het signaal
geblokkeerd wordt, zoals tussen gebouwen of in laaggelegen gebieden, of in slechte
weersomstandigheden.
• U w locatie kan worden weergegeven op uw foto's wanneer u deze uploadt naar internet.
Schakel de instelling voor GPS-tag uit om dit te voorkomen.
• Z elfportret: een foto van uzelf maken.
• Z elfopname: een video van uzelf maken.
• F litser: de flitser in- of uitschakelen.
• F otostand: de opnamestand wijzigen.
• V ideostand: de opnamestand wijzigen.
• E ffecten: een van de vele beschikbare foto-effecten selecteren.
• S cène modus: de scènestand wijzigen.
• B elichtingswaarde: de belichtingswaarde wijzigen. hiermee wordt bepaald hoeveel licht de
sensor van de camera ontvangt. Voor omstandigheden met weinig licht, moet u een hogere
belichting gebruiken.
• F ocus: een scherpstelstand selecteren. Autofocus wordt door de camera bediend. Macro is voor
onderwerpen die zeer dichtbij zijn.
• T imer: gebruik deze optie voor opnamen met vertraging.
• R esolutie: selecteer een resolutie. Gebruik een hogere resolutie voor hogere kwaliteit. Maar
hiervoor wordt meer geheugen gebruikt.
• W itbalans: selecteer een geschikte witbalans, zodat afbeeldingen een levensecht kleurbereik
hebben. De instellingen zijn ontworpen voor specifieke lichtomstandigheden. Deze instellingen
zijn vergelijkbaar met het hittebereik voor witbalansbelichting in professionele camera's.
• I SO: selecteer een ISO-waarde. Hiermee wordt de lichtgevoeligheid van de camera bediend.
Deze wordt berekend volgens de filmcamera. Lage waarden zijn voor stilstaande of helder
verlichte objecten. Hogere waarden voor snel bewegende of slecht verlichte objecten.
71