Camera: opnamestanden
• P robeer voor het beste resultaat het volgende zo veel mogelijk te voorkomen:
– De camera te snel of te langzaam bewegen.
– De camera te weinig bewegen voor de volgende foto.
– De camera met onregelmatige snelheid bewegen.
– De camera schudden.
– De camerarichting wijzigen tijdens het maken van een foto.
– Foto's maken bij weinig licht.
– Foto's maken van bewegende onderwerpen.
– Foto's maken wanneer de helderheid of kleur van het licht verandert.
– Foto's maken van onderwerpen voor onherkenbare achtergronden, zoals lege
luchten of effen muren.
• G emaakte foto's worden automatisch opgeslagen en het maken van opnamen wordt
automatisch gestopt in de volgende omstandigheden:
– U verandert tijdens het fotograferen de afstand tot het onderwerp.
– U beweegt de camera te snel.
– U beweegt de camera helemaal niet.
• D e camera kan stoppen met het maken van foto's op het moment dat de compositie
verandert, bijvoorbeeld door beweging.
• D e camera neemt het laatste beeld mogelijk niet helemaal op als u stopt met het
bewegen van de camera op de exacte positie waar uw panorama moet ophouden. Voor
een volledig resultaat moet u de camera iets verder bewegen dan waar uw panoramafoto
moet ophouden.
Waterval
Foto's maken van een waterval.
Tik op Stand → Smart → Waterval.
De foto wordt gemaakt met een lange sluitertijd, wat tot onscherpe beelden kan leiden.
Gebruik daarom een statief.
68