5.7 HET MEETSYSTEEM RESETTEN
Na het aanbrengen van de batterijen of wanneer een storing wordt opgemerkt, moet u de
begininstellingen van het instrument resetten (in de beginstand zetten). Hoe doet u dit?
1. Schakel het instrument uit.
2. Druk op de [Wissen] toets en houd deze ingedrukt terwijl u het instrument weer inschakelt.
3.
is.
De parameters van alle functies zullen weer op de beginwaarde ingesteld worden als volgt:
- de afstand "a" tussen de twee meetaardpennen wordt op 3 m gezet;
- het identificatienummer van de meetplaats wordt op 0.0.1 gezet;
- het identificatienummer van het object wordt op 001 gezet.
5.8 STORINGSANALYSE
In de volgende tabel worden mogelijke storingsmeldingen op het display van de tester beschreven. Van
elke storing wordt de oorzaak en de mogelijke oplossing vermeld. Storingen die een bepaald technisch
kennisniveau vereisen, worden met een (*) sterretje gemarkeerd
Bij het uitvoeren van de verschillende metingen kunnen verschillende waarschuwingen getoond
worden, die de volgende betekenis hebben:
wordt enige tijd getoond, hetgeen betekent dat het meetsysteem weer op nul gezet (gereset)
- Alle geheugenlocaties worden door de resetfunctie gewist.
- Pagina 30 -
Utrecht
Versie 005