Dit verwijdert al het mogelijke vuil uit de
trommel en de kuip.
10. DAGELIJKS GEBRUIK
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
10.1 Wasgoed in de machine
doen
1. Open de deur van het apparaat
2. Plaats het wasgoed één voor één in
de trommel.
3. Schud de items voor u ze in de
wasautomaat plaatst.
Zorg ervoor dat u niet te veel was in de
trommel plaatst.
4. Doe de deur stevig dicht.
LET OP!
Zorg ervoor dat er geen
wasgoed tussen de deur
blijft klemmen. Er kan
waterlekkage of beschadigd
wasgoed ontstaan.
10.2 Wasmiddel en
toevoegingen gebruiken
1. Meet het wasmiddel en
wasverzachter af.
2. Doe het wasmiddel en de
wasverzachter in de compartimenten.
3. Sluit de wasmiddeldoseerlade
voorzichtig.
10.3 Wasmiddeldoseerbakjes
Wasmiddelvakje voor was‐
fase.
Als u een vloeibaar wasmid‐
del gebruikt, dient u dit di‐
rect voor het starten van het
programma te plaatsen.
Vakje voor vloeibare toevoe‐
gingen (wasverzachter, stijf‐
sel).
Klep voor waspoeder of
vloeibaar wasmiddel.
Wanneer u een programma (of optie)
instelt met een voorwas, doe dan het
wasmiddel voor de voorwasfase re‐
chtstreeks in de trommel.
NEDERLANDS
LET OP!
Vul de bakjes
nooit tot boven
het niveau
MAX.
13