❏ Klik op Configuration (Configuratie), selecteer het tabblad Color (Kleur) en wijzig de instelling
Display Gamma (Schermgamma) zodat die overeenstemt met het uitvoerapparaat
(bijvoorbeeld uw monitor of printer) in het Color (Kleur)-menu. Zie Epson Scan Help voor meer
informatie hierover.
❏ Klik op Configuration (Configuratie), selecteer het tabblad Color (Kleur) en selecteer
vervolgens Color Control (Kleurencontrole) en Continuous auto exposure (Continue
automatische belichting) in het menuColor (Kleur). Zie Epson Scan Help voor meer
informatie hierover.
❏ Klik op Configuration (Configuratie), selecteer het tabblad Color (Kleur) en klik op
Recommended Value (Aanbevolen waarde) om de Auto Exposure Level (Autom.
belichting)-instelling terug te zetten op de standaardwaarde. Zie Epson Scan Help voor meer
informatie hierover.
❏ Klik op het pictogram
Mode (Professionele modus) om de helderheid aan te passen.
❏ Controleer de helderheid en het contrast van uw beeldscherm.
In de gescande afbeelding is te zien wat er achter op het origineel staat
Als uw origineel op dun papier staat, kan de achterzijde doorschijnen. Dit doorschijnende beeld wordt
meegescand en dus zichtbaar gemaakt in de scan. Leg een vel zwart papier achter uw origineel tijdens
het scannen. Zorg er ook voor dat de instellingen Document Type (Documenttype) en Image
Type (Beeldtype) correct zijn voor het origineel. Zie "Scannen in de Professional Mode
(Professionele modus)" op pagina 95 voor instructies.
In de gescande afbeelding zijn golfpatronen te zien
Een moirépatroon is een golf- of arceringpatroon dat zichtbaar kan worden bij het scannen van
drukwerk. Het ontstaat doordat de scanner een iets ander raster gebruikt dan het halftoonraster van
het origineel.
Histogram Adjustment (Histogramaanpassing) in de Professional
AL-MX300 Series
Gebruikershandleiding
Probleemoplossing
259