Zorg ervoor dat u niet met de camera tegen voorwerpen stoot
of de camera op een andere manier blootstelt aan schokken
en stoten wanneer u de camera vasthoudt of aan de riem
draagt, om te voorkomen dat u gewond raakt of de camera
beschadigd raakt.
Voorkom ook dat u met het uiteinde van de lens ergens
tegenaan stoot of dat er hard tegen de lens wordt geduwd.
De bovengenoemde zaken kunnen leiden tot letsel of schade aan de
apparatuur.
Zorg ervoor dat er geen stof of zand in de camera terechtkomt
wanneer u deze op het strand of bij krachtige wind gebruikt.
In dergelijke omstandigheden kan de camera beschadigd raken.
Bewaar de apparatuur niet op vochtige of stoffige plaatsen.
Zorg er tijdens het fotograferen voor dat er geen metalen
objecten (zoals spelden of sleutels) in aanraking komen met de
contactpunten of de stekker van de oplader en voorkom dat de
contactpunten en de stekker vuil worden.
Dergelijke omstandigheden kunnen brand, elektrische schokken of
andere schade veroorzaken.
Gebruik, plaats of bewaar de apparatuur niet op plaatsen die
aan sterk zonlicht of hoge temperaturen blootstaan, zoals het
dashboard of de kofferruimte van een auto.
Gebruik de apparatuur niet op een manier die de geschatte
capaciteit van het stopcontact of de bekabelingsaccessoires
overstijgt. Gebruik het apparaat ook niet als de kabel of stekker
is beschadigd of als de stekker zich niet volledig in het
stopcontact bevindt.
Gebruik de apparatuur niet op locaties met een slechte
ventilatie.
De hiervoor genoemde zaken kunnen leiden tot lekkage,
oververhitting of explosies, wat brand en brandwonden of andere
verwondingen tot gevolg kan hebben. Hoge temperaturen kunnen ook
de behuizing vervormen.
Voorzichtig
Apparatuur
169