White balance
Ê De persoonlijke witbalans gebruiken
Witbalans instellingen kunnen licht variëren afhankelijk van de op-
nameomgeving. U kunt de meest geschikte witbalansinstelling kiezen
voor een bepaalde opnameomgeving door de persoonlijke witbalans in
te stellen.
1. Kies het menu AANGEPAST (Å) van
de witbalans en plaats een vel wit papier
voor de camera, zodat het LCD scherm
uitsluitend de kleur wit laat zien.
2. MENU/OK knop : kiest de vorige
aangepaste witbalans.
Sluiterknop
: slaat de nieuwe
aangepaste witbalans op.
- De waarde voor de aangepaste witbalans wordt toegepast vanaf de
volgende opname die u maakt.
- De door de gebruiker geconfi gureerde witbalans blijft actief totdat deze
wordt overschreven.
Belichtingscorrectie
Deze camera past de belichting automatisch aan de situatie van het om-
gevingslicht aan.
U kunt de belichtingswaarde ook met de knop Fn kiezen.
Ê Belichtingscorrectie
1. Druk op de knop Fn en gebruik vervolgens
de knoppen OMHOOG en OMLAAG om het
pictogram voor de belichtingscorrectie te
kiezen.( Â ).
2. Gebruik de knoppen LINKS en RECHTS om
de gewenste factor voor belichtingscorrectie
in te stellen.
3. Druk op de knop OK of Fn. De waarde die u instelt wordt opgeslagen
Wit papier
en de instellingsmodus belichtingscorrectie wordt afgesloten. Als u de
belichtingswaarde wijzigt, wordt het belichtingslampje ( Â ) weerge-
geven aan de onderzijde van het LCD scherm.
Ä Een negatieve belichtingscorrectiewaarde vermindert de belichting. Let
erop dat een positieve belichtingscorrectiewaarde de belichting verhoogt
en dat het LCD scherm wit zal zijn, of dat u geen goede foto's krijgt.
BW
OPNEMEN_
[37]