4
BEWERKEN
Op
Het invoervenster voor het activeren en vastleggen van bovenste en
onderste waarschuwings- en alarmwaarden verschijnt.
5
OK
aanklikken om de instellingen te bevestigen.
Wijzigingen aan de meetinstrumentinstellingen in de app worden
meteen overgedragen naar het meetinstrument. De synchronisatie
met de app wordt op het meetinstrument bevestigd met 'SYNC
DONE'.
8.4.5
Correctiefactor instellen
Wanneer delen van het dwarsoppervlak bedekt zijn (bijv.
roosterstangen) dan kan dit met behulp van de correctiefactor
gecorrigeerd worden.
De correctiefactor geeft het vrije percentage van het dwarsoppervlak
aan.
Voorbeeld: Als 20% van het oppervlak is bedekt moet als
correctiefactor 0.8 worden ingesteld (80% vrij oppervlak).
De correctiefactor kan alleen via de testo Smart App worden ingesteld
en niet rechtstreeks op het meetinstrument.
Instellingen
Tab
1
Correction factor
2
Waarde voor de correctiefactor invoeren en opslaan.
De wijzigingen overdragen naar het meetinstrument en de
synchronisatie met de app wordt op het meetinstrument met 'SYNC
DONE' bevestigd.
8.4.6
Oppervlak instellen
Het dwarsoppervlak van het meetpunt kan zowel via de testo Smart
App als rechtstreeks op het meetinstrument worden ingesteld.
De weergave van deze instelling op het meetinstrument kan niet
worden verborgen.
Tab
Instellingen
klikken.
is geopend.
selecteren.
is geopend.
8 Besturing via testo Smart App
33