4.7.3b Digitale uitgangen (vervolg)
c.
Wanneer Frequentie is geselecteerd in het vak FUNCTIE :
•
•
•
•
•
d. Wanneer Alarm is geselecteerd in het vak FUNCTIE :
•
•
•
•
•
®
TransPort
PT900 Gebruikershandleiding
Open de vervolgkeuzelijst in het vak METINGEN en selecteer CH1
(Kanaal 1), CH2 (Kanaal 2), Gemiddeld (Gemiddelde van CH1
en CH2) of Algemeen (Algemene functielijst) voor de uitvoer.
Open de vervolgkeuzelijst in het vak GEGEVENSBRON en
selecteer de gewenste gegevensbron (zie Tabel 9 op pagina 83
hieronder).
Voer in de vakken BASISWAARDE en VOLLEDIGE WAARDE de
minimale en maximale waarden voor de geselecteerde
gegevensbron in.
Voer in het vak VOLLEDIGE FREQUENTIE de gegevenswaarde in
die overeenkomst met de frequentie VOLLEDIGE WAARDE .
Open de vervolgkeuzelijst in het vak FOUTAFHANDELING en
selecteer Laag (forceert de uitvoer op 0 kHz), Hoog (forceert de
uitvoer op 10 kHz), Vasthouden (houdt de laatste goede waarde
vast) of Overig (forceer de uitvoer op een door een gebruiker
gedefinieerde waarde).
Open de vervolgkeuzelijst in het vak METINGEN en selecteer CH1
(Kanaal 1), CH2 (Kanaal 2), Gemiddeld (Gemiddelde van CH1
en CH2) of Algemeen (Algemene functielijst) voor de uitvoer.
Open de vervolgkeuzelijst in het vak GEGEVENSBRON en
selecteer de gewenste gegevensbron (zie Tabel 9 op pagina 83
hieronder).
Open de vervolgkeuzelijst in het vak ALARMSTATUS en selecteer
Normaal
(normaal geopende contacten) of Faalveilig (normaal
gesloten contacten).
Open de vervolgkeuzelijst in het vak ALARMTYPE en selecteer
Laag
(alarm activeert als een meting lager is of gelijk is aan de
geprogrammeerde ALARMWAARDE ), Hoog (alarm activeert als
een meting hoger is of gelijk is aan een geprogrammeerde
ALARMWAARDE
) of Fout (alarm activeert bij een systeemfout).
Voer in het vak ALARMWAARDE het gewenste punt in waarop het
alarm af moet gaan.
Hoofdstuk 4. Programmeren
85