12.7 Extra parameter voor brandstofselectie (P.26)
De BioClass HM-ketels zijn standaard door de fabriek geconfigureerd om houtpellets te
verbranden. De verbranding van een andere brandstof is niet toegestaan, en daarom mag
parameter P.26 niet worden gewijzigd.
12.8 Behouden van de keteltemperatuur (P.13, P.14)
Met behulp van parameters P.13 en P.14 kunt u de werking van de ketel aanpassen opdat deze een
constante minimumtemperatuur behoudt (standaard P.13 = 0), mits de verwarmingsvoorziening is
ingeschakeld. Wanneer de waarde van parameter P.13 wordt ingesteld op 0, kunt u met behulp
van parameter P.14 deze minimumtemperatuur instellen tussen de 30 en 60 ºC. Afhankelijk van de
in parameter P.13 geselecteerde waarde kunt u de volgende modi voor het temperatuurbehoud
van de ketel configureren:
P.13 = 0 => Behoudt de minimum keteltemperatuur, ingesteld bij P.14 (standaard).
P.13 = 1 => Behoudt de keteltemperatuurinstelwaarde, geselecteerd op het besturingspaneel.
P.13 = 2 => Er wordt geen minimum keteltemperatuur behouden.
13 INSTELLINGEN VAN HET VERWARMINGSCIRCUIT
De BioClass HM-ketels zijn uitgerust met een elektronische besturing waarmee de automatische
werking van de ketel op efficiënte wijze gereguleerd kan worden en bovendien beschikken zij over de
volgende functies voor de besturing van het geïntegreerde verwarmingscircuit:
13.1 Post-circulatie van de verwarmingspomp (P.15)
Deze functie behoudt de werking van de circulatiepomp van de verwarming (BC) gedurende enige
tijd wanneer de verwarming is uitgeschakeld, met het doel om oververhitting van de ketel door
traagheden van de installatie te voorkomen. Met behulp van parameter P.15 kunt u de gewenste
post-circulatietijd aanpassen. Het te selecteren bereik van parameter P.15 is 0 - 40 minuten en de
standaard fabrieksinstelling is 3 minuten.
13.2 Werking van de circulatiepomp (P.18)
De elektronische besturing van de BioClass HM-ketels maakt het mogelijk om de werkingsmodus
van de circulatiepomp van de ketel (BC) met behulp van parameter P.18 van het
te selecteren. De werkingsmodi zijn de volgende:
P.18 = 0 => Normale werking: de circulatiepomp van de ketel werkt afhankelijk van of de
warmtevraag al dan niet is ingeschakeld.
P.18 = 1 => Continue werking: de circulatiepomp van de ketel blijft in werking wanneer de
verwarmingsvoorziening is ingeschakeld, dat wil zeggen, de geselecteerde
temperatuurinstelwaarde van de ketel is anders dan "OFF". Indien er een
omgevingsthermostaat of afstandsbediening is verbonden met de ketel, zal de
elektronische besturing de werking van de brander regelen afhankelijk van of er
warmtevraag is of niet, terwijl de pomp in continue werking wordt gehouden.
13.3 Minimum vuldruk van de installatie (P.19)
De BioClass HM-ketels bevatten een waterdruksensor waarmee de elektronische besturing in staat
is om de druk van de ketel op elk moment te controleren, op zodanige wijze dat wanneer de druk
onder een bepaalde waarde komt de besturing de werking van de ketel blokkeert en het alarm E-
19
(zie "Veiligheidsblokkeringen")
activeert. Met behulp van parameter P.19 kunt u de minimum
"Technisch menu"
33