Maximale duur van het
DTO
ontdooien.
DTY
Ontdooitype.
DSY
Synchronisatie start ontdooiing.
Time-outperiode voor start
SOD
ontdooiing.
DPD
Verdamperpomp uitgeschakeld.
Pauze na het ontdooien
DRN
(onderbreking verdamperafvoer).
DDM Ontdooiweergavemodus.
DDY
Weergavevertraging.
Verdamperventilatoren bij
FID
ontdooien.
Herstarttemperatuur
FDD
verdamperventilator na
ontdooien.
Maximale onderbreking
FTO
verdamperventilator na
ontdooien.
Minimale onderbrekingstijd
FMS
verdamperventilator.
Vertraging onderbreking
FSD
verdamperventilator na openen
deur:
Thermostaatregeling
FCM
ventilatormodus.
Bypass stoppen compressor
FDT
verdamperventilator.
Temperatuurverschil voor
FDH
herstarten ventilator.
Vertraging uitschakeling
van de ventilator na
FT1
stoppen compressor/
verwarmingselement.
Getimede uitschakeling van de
FT2
ventilator.
10
'UIT' - Ontdooien gedurende uitschakeling (compressor en verwarmingselement UIT).
'ELE' - Elektrisch ontdooien (compressor UIT, verwarmingselement AAN).
'GAS ' - Ontdooien met heet gas (compressor en verwarmingselement AAN).
'UIT' - Geen. Het ontdooien vindt plaats zonder vertraging.
'LO' - Start ontdooiing wordt uitgesteld tot uitschakeling compressor (SOD = max
vertraging).
'HI' - Start ontdooiing wordt uitgesteld tot inschakeling compressor (SOD = max
vertraging).
Er wordt gebruikgemaakt van cyclussynchronisatie ('DSY') om te voorkomen dat er
tijdens het gebruik geen ontdooiing plaatsvindt. Als 'SOD' = '0' zal het ontdooien
direct van start gaan.
Aan het begin van het ontdooien zijn de ontdooi-uitgangen (bepaald door 'DTY') 'UIT'
gedurende 'DPD' seconden.
'RT' - De echte/werkelijke temperatuur.
'LT' - De laatst weergegeven temperatuur voordat het ontdooien werd gestart.
'SP' - De instelwaarde.
'dEF' - 'dEF' .
Het display toont de informatie die is geselecteerd met de parameter 'DDM' tijdens
het ontdooien en gedurende 'DDY' minuten na beëindiging van het ontdooien.
JA - Ventilatoren die actief zijn tijdens ontdooien en afvoer ('DRN') en herstel/
NEE - Ventilatoren uit tijdens ontdooien en afvoer ('DRN') en herstel (ventilatorstart
gebaseerd op 'FDD' of 'FTO' , al naargelang hetgeen zich het eerste voordoet).
Als de verdamperventilator(en) stoppen, blijft/blijven die minimaal 'FMS'
secondenlang uitgeschakeld.
Tijd in seconden: '-1' = ventilator(en) stopt/stoppen niet/'0' = ventilator(en) stopt/
stoppen onmiddellijk/'1'-'900' = ventilatoren stoppen nadat de voorgeschreven tijd is
verstreken.
NON' - De ventilatoren blijven altijd AAN (onderhevig aan bediening deurschakelaar
en ontdooiprocessen).
'TMP' - Regeling op basis van temperatuur. De ventilatoren staan AAN wanneer de
compressor AAN staat. Wanneer de compressor UIT staat, blijven de ventilatoren AAN
zolang het temperatuurverschil Te-Ta groter is dan 'FDT' .
'TIM' - Regeling op basis van tijd. De ventilatoren zijn AAN wanneer de compressor
AAN staat. Wanneer de compressor UIT staat, schakelen de ventilatoren AAN en UIT
volgens de parameters 'FT1' , 'FT2' en 'FT3' .
Het verschil in temperatuur van de verdamper (Te) en lucht (Ta) waarbij de
ventilatoren moeten worden uitgeschakeld nadat de compressor is gestopt.
Voorbeeld: 'FDT' = '-1' en 'FDH=3' . Als de compressor is gestopt, staan de ventilatoren
UIT als Te> Ta '-1' ('FDT'), terwijl de ventilatoren AAN staan als Te < Ta '-4' ('FDT'-'FDH').
Als 'FT2' = '0' blijven de ventilatoren continu draaien.
www.fosterrefrigerator.com | Xtra Cabinet - Servicehandleiding