Aanvullende veiligheidsinformatie
Kleine kinderen
Uw apparaat en toebehoren kunnen kleine onderdelen
bevatten. Houd ze buiten het bereik van kleine kinderen.
Gebruiksomgeving
Dit apparaat voldoet aan de richtlijnen voor blootstelling aan
RF-signalen wanneer het op normale wijze tegen het oor
wordt gehouden of wanneer het zich op een afstand van
minimaal 1,5 cm (5/8 inch) van het lichaam bevindt. Wanneer
het apparaat op het lichaam wordt gedragen in een
draagtasje, riemclip of houder, mogen deze hulpmiddelen
geen metaal bevatten en moet het apparaat zich op de
bovengenoemde afstand van het lichaam bevinden.
Voor het overbrengen van databestanden of berichten moet
dit apparaat kunnen beschikken over een goede verbinding
met het netwerk. In sommige gevallen kan het overbrengen
van databestanden of berichten vertraging oplopen tot een
dergelijke verbinding beschikbaar is. Houd u aan de
bovenstaande afstandsrichtlijnen tot de gegevensoverdracht
is voltooid.
Bepaalde delen van het apparaat zijn magnetisch. Metalen
voorwerpen kunnen worden aangetrokken door het apparaat.
Houd creditcards en andere magnetische opslagmedia uit de
buurt van het apparaat, omdat de gegevens op deze media
kunnen worden gewist.
132
Medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van draadloze
telefoons, kan het functioneren van onvoldoende beschermde
medische apparatuur nadelig beïnvloeden. Raadpleeg een arts
of de fabrikant van het medische apparaat om vast te stellen
of het apparaat voldoende is beschermd tegen externe RF-
energie of als u vragen hebt. Schakel het apparaat uit in
instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat
voorgeschreven wordt door ter plaatse aangegeven instructies.
Ziekenhuizen en andere instellingen voor gezondheidszorg
kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor
externe RF-energie.
Geïmplanteerde medische apparatuur
Fabrikanten van mediasche apparatuur adviseren dat er
minimaal 15,3 cm afstand moet worden gehouden tussen een
draadloos apparaat en een geïmplanteerd medisch apparaat,
zoals een pacemaker of een inwendige cardieverter-
defibrillator om mogelijke storing van het medische apparaat
te voorkomen. Personen die zulke apparaten hebben, moeten:
• het draadloze apparaat altijd op meer dan 15,3 cm afstand
van het medische apparaat houden wanneer het draadloze
apparaat is ingeschakeld;
• het apparaat niet in een borstzak dragen;