1
Voorschriften
1.1
Voorschriften
1.1.1 Normbladen
U dient er als installateur en/of eigenaar voor te zorgen
dat de gehele installatie voldoet aan de geldende (veilig-
heids) voorschriften zoals die zijn opgenomen in:
– Deze Installatie-instructie en overige van toepassing
zijnde documentatie van de fabrikant;
– NEN 1006 Algemene voorschriften voor
drinkwaterinstallaties AVWI;
– NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor
laagspanningsinstallaties;
– NEN 1078 Voorschriften voor aardgasinstallaties
(Bouwbesluit GAVO en aanvulling);
– NEN 1087 Ventilatie van woongebouwen.
Eisen en bepalingsmethoden;
– NEN 2757 Toevoer verbrandingslucht en afvoer van
verbrandingsgas van verbrandingstoestellen;
– NEN 2920 Eisen voor huishoudelijke gasverbruik-
installaties en vergelijkbare installaties in midden- en
kleinbedrijf van handel, horeca en nijverheid
bedreven met handelsbutaan, handelspropaan en
butaan/ propaan (B/P)-mengsels;
– NEN 3028 Veiligheidseisen voor centrale
verwarmingsinstallaties;
– NEN 3215 Binnenriolering in woningen en
woongebouwen;
– NPR 1088 Toelichting op NEN 1087;
– NPR 3378 Toelichting bij NEN 1078;
– Bouwbesluit;
– Plaatselijk geldende voorschriften van Brandweer,
Nutsbedrijven en Gemeente;
– Gastoestellenrichtlijn 90/396/EEC
– Rendementsrichtlijn 92/42/EEC
– EMC-richtlijn 89/336/EEC
– Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC
– EN 437 Testgassen, testdrukken,
installatiecategorieën.
– EN 483 Verwarmingsketels voor gasvormige
brandstoffen - verwarmingsketels van het type C met
een nominale warmtebelasting gelijk aan of kleiner
dan 70 kW.
– EN 625 Verwarmingsketels voor gasvormige
brandstoffen - bijzondere eisen aan drinkwaterzijdige
functies bij Combiketels met een nominaal vermogen
gelijk aan of kleiner dan 70 kW.
– EN 677 verwarmingsketels voor gasvormige
brandstoffen, bijzondere eisen aan ketels met een
nominaal vermogen gelijk aan of kleiner dan 70 kW.
– DIN 4726/ 4729 Warmwatervloerverwarmingen en
radiatoraansluitingen -kunststofbuis- en
compoundbuisleidingsystemen.
Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden!
Installatie-instructie Nefit SmartLine HR 11/24‚ HRC 24/CW3 (uitgebreid) en HRC 24/CW4 (uitgebreid) • uitgave 02/2009
Voorschriften
1.1.2 Opstellingsruimte
Ontvlambare materialen of vloeistoffen mogen niet in de
buurt van het toestel worden opgeslagen of gebruikt.
De opstellingsruimte van het toestel moet vorstvrij zijn.
Het toestel mag niet worden geplaatst of gebruikt in een
stofrijke of chemisch agressieve omgeving zoals voor-
komt bij spuiterijen, kapsalons, mestrijke plaatsen of
plaatsen waar trichloorethyleen of halogeenkoolwater-
stoffen (b.v. in spuitbussen, bepaalde lijmsoorten,
bepaalde oplos- en reinigingsmiddel en verf) of andere
agressieve chemische middelen worden bewaard of
verwerkt.
Ook bij een gesloten opstelling zal de goede werking en
levensduur van het toestel hierdoor negatief beïnvloed
worden. In die situatie is de beste oplossing de opstel-
lingsruimte hermetisch af te sluiten van de omgeving en
deze sterk te ventileren met schone buitenlucht.
Het toestel kan uitsluitend hangend aan de wand of aan
een bevestigingsprofiel geïnstalleerd worden. Om te
voorkomen dat het toestel via de achterzijde bereikbaar
is, dient de wand, waar het toestel komt te hangen,
gesloten te zijn. Bij een lichte wand- of vloerconstructie
is het mogelijk dat er resonantiegeluid optreedt.
Breng indien nodig een verstevigingsconstructie aan.
1.1.3 Verbrandingsluchttoevoer en rookgasafvoer
Indien het toestel als open toestel wordt geïnstalleerd,
dan dient de opstellingsruimte voorzien te zijn van de
noodzakelijke verbrandingsluchttoevoeropeningen.
1.1.4 Waterkwaliteit
Ongeschikt of vervuild water kan leiden tot storingen in
het cv-toestel en beschadiging van de warmtewisselaar
of de tapwatervoorziening door o.a. slibvorming,
corrosie of verkalking. Neem voor meer informatie
contact op met de leverancier.
Cv-installatie (vul- en bijvulwater)
Spoel de installatie grondig voorafgaand aan het vul-
len.
Gebruik uitsluitend onbehandeld leidingwater.
Grondwater is niet toegestaan.
Het is niet toegestaan waterbehandeling toe te pas-
sen zoals o.a. pH-verhogende/verlagende middelen
(chemische toevoegmiddelen en/of inhibitoren), anti-
vries en waterontharding.
De gemeten pH-waarde van het cv-water dient tus-
sen de 7 en de 8,5 te liggen.
Nefit B.V. • http://www.nefit.nl/professioneel
1
5