6.4.4
Specificaties van de
standaardcomponenten van de bedrading
Onderdeel
(a)
Voedingskabel
MCA
Spanning
Fase
Frequentie
Draaddikten
Kabel tussen de units
(binnen↔buiten)
Kabel gebruikersinterface
Aanbevolen onderbreker
Aardlekschakelaar
(a)
MCA=Minimum circuitstroombelastbaarheid. De vermelde
waarden zijn maximumwaarden (zie de elektrische
gegevens van de combinatie met de binnenunits voor de
juiste waarden).
Elektrische apparatuur moet voldoen aan EN/IEC 61000-3-12, de
Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen
vastlegt voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur
die is aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een
ingangsstroom van >16 A en ≤75 A per fase.
6.4.5
Elektrische bedrading aansluiten op de
binnenunit
OPMERKING
▪ Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op
het deksel van de schakelkast).
▪ Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat
het servicedeksel nadien weer goed kan worden
aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten
afzonderlijk worden gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD
op minstens 50 mm van elkaar worden gehouden om eventuele
elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel
van elkaar gescheiden blijven. De transmissiebedrading en
de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze mogen
NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
FDA200+250AXVEB
Split-systeemairconditioners
4P580572-1 – 2019.04
FDA200
FDA250
4 A
4,3 A
220~240 V
1~
50/60 Hz
Moeten voldoen aan de
toepasselijke wetgeving
2
4-aderige kabel 1,5 mm
~2,5 mm
en geschikt voor 220~240 V
H07RN-F (60245 IEC 66)
Plastic snoer met mantel van 0,75
2
tot 1,25 mm
of kabels (2-aderige
draden)
Maximum 500 m
H03VV-F (60227 IEC 52)
6 A
Moeten voldoen aan de
toepasselijke wetgeving
2
a
a
Verbindingskabel
b
Voedingskabel
c
Onderbreker
d
Aardlekschakelaar
e
Elektrische voeding
f
Aarde
2 Kabel gebruikersinterface: Geleid de kabel door het frame,
sluit hem aan op het klemmenblok en maak hem vast met een
kabelbinder.
3 Verbindingskabel (binnen↔buiten): Geleid de kabel door het
frame, sluit hem aan op het klemmenblok (controleer of de
nummers overeenstemmen met die op de buitenunit en sluit de
aardingskabel aan) en maak hem vast met een kabelbinder.
4 Voedingskabel: De unit MOET op een afzonderlijke voeding
worden aangesloten, naast de kabel voor onderlinge verbinding
om een goede werking te garanderen. Onderbreek alle
voedingen alvorens servicewerkzaamheden aan de unit uit te
voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
c
d
e
b
f
17