13 Snelheidssensor
De snelheidssensor en de daarbij behorende spaakmagneet
moeten zodanig gemonteerd zijn dat de spaakmagneet bij een
omwenteling van het wiel op een afstand van minstens 5 mm en
maximaal 17 mm langs de snelheidssensor voorbij beweegt.
1
Afb.: Snelheidssensor
1 Sensor
2
2 Spaakmagneet
Is de afstand te klein of te groot, dan valt de snelheidsindicator op
de bedieningscomputer uit en dan werkt de e-bikeaandrijving in
de noodmodus.
1. Om de spaakmagneet in te stellen, maakt u de schroef los
van de spaakmagneet.
2. Plaats de spaakmagneet zoals in de afb. "Snelheidssensor"
weergegeven.
3. Draai de schroef vast. Oefen daarbij geen buitensporige
kracht uit.
• Als er nog steeds geen snelheid op de snelheidsindicator
wordt weergegeven, dient u zich te richten tot uw
fietsspecialist.
VOORZIChTIG
Aandrijving en accu kunnen heet worden in geval van
storingen. Bij contact met de huid kunt u zich verwonden
Gevaar voor letsel!
• Lees het gedeelte "Bediening" op pagina 32 vóór de
eerste keer inschakelen volledig door.
Snelheidssensor
59