Netwerkinstellingen
De instellingen voor LAN, LIS‐server en Virena kunnen worden geprogrammeerd (Afbeelding 24).
LAN
Druk op LAN om LAN‐netwerkinstellingen toe te voegen.
Selecteer een Statisch IP‐adres of een Dynamisch IP‐adres (Afbeelding 25).
Voer in de daarvoor bestemde velden het IP‐adres, het subnetmasker en de standaardgateway in (kunnen
door uw netwerkprovider worden verstrekt).
Druk op
om de invoer te bevestigen.
LIS‐server
Als de LIS‐server ingeschakeld is (LIS‐server Aan), kan de gebruiker in het hoofdmenu LIS‐orders zien. De
standaardinstelling is Uit.
Druk op LIS‐server (Afbeelding 24) om de netwerkinstellingen van de LIS‐server te wijzigen.
Druk op het pictogram Aan/Uit
Als de LIS‐server Aan is, voert u de gegevens in van de server‐IP, serverpoort en listenerpoort
(beschikbaar bij de LIS‐coördinator van uw lab).
Afbeelding 24
Afbeelding 25
(Afbeelding 26) om de weergegeven instelling te wijzigen.
30