Digitale ingang – DI1
De digitale ingang DI1 van de regelaar kan worden gebruikt voor één van de vol-
gende functies:
Off: ingang wordt niet gebruikt
1) Statusuitlezing van een contactfunctie
2) Deurfunctie. Als de DI wordt verbroken, zal de regelaar de koeling en ventilatoren
stoppen. Een 'deuralarm' zal gegenereerd worden als de ingestelde tijdvertraging is
verstreken (A04). De koeling zal na deze tijdsvertraging hervatten.
3) Deuralarm. Onderbroken deurschakelaar wordt geregistreerd en deuralarm wordt
geactiveerd na vertragingstijd (A04)
4) Ontdooistart. D.m.v. een pulscontact kan een ontdooiing worden gestart. Als meer
regelaars op deze wijze gelijktijdig moeten starten is het belangrijk dat alle aanslui-
tingen op dezelfde wijze worden aangesloten (DI naar DI en GND naar GND)
5) Regeling AAN/UIT. Regeling vindt plaats bij kortgesloten ingang en stopt bij ge-
opende ingang.
6) Nachtschakeling. Bij kortgesloten ingang staat de regelaar in de nachtstand. Ver-
schuiving met r13
7) Referentieverschuiving als de ingang is kortgesloten. Verschuiving met parameter
r40.
8) Alarmfunctie. Alarm wordt gegenereerd wanneer de ingang is kortgesloten.
9) Alarmfunctie. Alarm wordt actief wanneer de ingang is geopend. (Voor 8 en 9
wordt de tijdvertraging ingesteld in A27)
10) Schoonmaakfunctie. Deze functie wordt gestart door een puls. (zie pagina 4)
11) Geforceerde koeling voor heetgas ontdooiing bij kortgesloten ingang.
Als de regelaar in een datacommunicatienetwerk is opgenomen moet een adres
worden ingesteld en dit adres moet worden doorgegeven aan de master-gateway.
Deze instellingen kunnen alleen worden gedaan als de datacommunicatie naar de
gateway in orde is. Het installeren van de datacommunicatie is vermeld in brochure
"RC8AC.. "
Het adres in te stellen van 1 t/m 119.
Het adres wordt verzonden naar de gateway bij instelling op ON
BELANGRIJK: voordat o04 wordt geactiveerd, MOET o61 zijn ingesteld.
Toegangscode 1 (toegang tot alle instellingen)
Als de menu-instellingen van de regelaar beschermd moeten worden met een toe-
gangscode, kan hier een waarde tussen 0 en 100 ingesteld worden. Met een waarde
van 0 is de functie niet actief. (99 geeft altijd toegang)
Sensor type
Normaal worden Pt 1000 sensors met grote nauwkeurigheid toegepast. Er kunnen
echter ook PTC 1000 of NTC sensors (5000 Ohm bij 25°C) worden toegepast.
Alle aangesloten sensoren moeten van hetzelfde type zijn.
Nauwkeurigheid display
Yes: geeft stappen van 0,5 °C
No: geeft stappen van 0,1 °C
Maximum "standby" tijd na gecoördineerde ontdooiing
Als een regelaar zijn ontdooiing heeft beëindigd zal deze op een signaal wachten
alvorens weer te gaan inspuiten. Als het signaal onverhoopt wegblijft zal de regelaar
zichzelf weer opstarten als deze standby tijd is verstreken.
Selecteer sensorsignaal voor het display
Via een % waarde kunt u de uitlezing op de display vastleggen; de temperatuur van
S3, die van S4 of een mix van beide.
Met de instelling 0% wordt alleen S3 getoond. Met de instelling 100% wordt alleen S4
getoond.
AK-CC 210
Manual RS8EP510 © Danfoss 12-2015
o02
DI 1 Config.
Definitie vind plaats met de hier links
getoonde waarden.
DI state
(Meting)
De status van de DI wordt hier aange-
geven met ON of OFF.
Na installatie van een datacommu-
nicatiemodule kan de regelaar op
dezelfde manier bediend worden als
alle andere ADAP-KOOL® regelaars.
o03
o04
o05
-
o06
SensorConfig
Pt = 0
PTC = 1
NTC = 2
o15
Disp. Step = 0.5
o16
Max HoldTime
o17
Disp. S4%
13