2.
Stel de steun van de achteruitvoer (5) bij naar gelang het papierformaat dat u
gebruikt door de handgrepen te pakken, op te tillen en de steun naar voren of naar
achteren te schuiven.
3.
Stel de papiergeleiders bij (5). Het is belangrijk om de papiergeleiders bij te stellen
omdat anders het papier tijdens het afdrukproces kan worden verwrongen. Het
papier loopt mogelijk vast als u de geleiders niet bijstelt.
4.
Vervang de lade in de printer (7). De indicator voor het papierniveau (8) geeft u een
visuele indicatie van de hoeveelheid papier die zich in de lade bevindt.
OPMERKING
Als u de optionele tweede papierlade hebt geïnstalleerd (lade 2) en u afdrukt
vanuit de eerste (bovenste) lade (lade 1), kunt u de tweede (onderste) lade
uittrekken om deze opnieuw te vullen. Echter, als u afdrukt vanuit de tweede
(onderste) lade kunt u de eerste (bovenste) lade niet uitnemen omdat
hierdoor het papier vastloopt.
Afdrukken met afdrukzijde omhoog en omlaag
Als u wilt afdrukken en papier wilt uitvoeren met de afgedrukte zijde naar beneden,
controleert u of het deksel aan de achterzijde van de printer is gesloten (het papier wordt
nu aan de bovenzijde van de printer uitgevoerd). In het uitvoervak boven op de printer
worden de afgedrukte pagina's met de afdrukzijde omlaag geplaatst, capaciteit 150 vel bij
een gewicht van 75 g/m². Pagina's die in leesvolgorde worden afgedrukt (pagina 1 als
eerste), worden in leesvolgorde gesorteerd (de laatste pagina ligt bovenop met de
afgedrukte zijde omlaag).
Als u wilt afdrukken en het papier met de afgedrukte zijde naar boven wilt uitvoeren,
controleert u of het achterdeksel is geopend. In deze stand wordt het papier aan de
achterzijde van de printer uitgevoerd, ongeacht de stuurprogramma-instellingen.
Gebruik altijd deze lade samen met de universele lade voor zwaar karton om te voorkomen
dat het papier vastloopt.
Zie "Papier- en lade-informatie" op pagina 69.
5
Aanbevolen papier > 23
6
7
8