9 Meting van de lichaamslengte
Controleren dat de hoofdbegrenzer (3) zich precies bij nulaanduiding op de schaal
(2) bevindt.
Het kind in het midden van de schaal leggen.
De schaal voor meting van de lichaamslengte (2) zo ver naar rechts
voorzichtig verschuiven dat de hoofdbegrenzer (3) het hoofd van het kind licht
aanraakt.
Om de juiste meting door te voeren wordt de steun van een tweede persoon
aanbevolen.
Het kind nooit onbewaakt laten.
Tijdens verschuiven van de schaal dient men op te letten dat het gemeten kind
geen letsels ondergaat en de handen en de voeten niet op de schaal liggen.
De knieën van het kind aan de weegschaal voorzichtig drukken.
De voetbegrenzer (4) voorzichtig aan de voeten van het kind verschuiven en
het kind niet laten bewegen.
Op de schaal rechts de lengte van het kind in cm aflezen.
Bij een correct uitgevoerde meting van de lichaamslengte
wordt nauwkeurigheid van ±5 mm bereikt.
MBC-A01-BA-nl-1914
10