De sluitertijd instellen
U kunt de sluitertijd instellen op de snelheid die u wilt gebruiken voor
opnamen. De camera stelt de juiste diafragmawaarde in voor de sluitertijd
die u hebt ingesteld.
M staat voor "Tijdwaarde".
Beschikbare sluitertijden.
15", 13", 10", 8", 6", 5", 4", 3"2, 2"5, 2", 1"6, 1"3, 1", 0"8, 0"6, 0"5, 0"4, 0"3, 1/4, 1/5, 1/6,
1/8, 1/10, 1/13, 1/15, 1/20, 1/25, 1/30, 1/40, 1/50, 1/60, 1/80, 1/100, 1/125, 1/160, 1/200,
1/250, 1/320, 1/400, 1/500, 1/640, 1/800, 1/1000, 1/1250, 1/1600, 1/2000, 1/2500,
1/3200, 1/4000
•
2" geeft 2 seconde aan, 0"3 geeft 0,3 seconden aan en 1/160 geeft
1/160 seconden aan.
•
De snelste sluitertijd is 1/2000 seconde. Zelfs als u een snelheid van meer
dan 1/2000 seconde selecteert, wordt de snelheid automatisch ingesteld
op 1/2000 seconde of lager. Als [Veiligheids FE] echter is ingesteld
op [Uit]
(p.
107), is de hoogste snelheid 1/500 seconde.
•
Afhankelijk van de zoompositie zijn sommige sluitersnelheden niet beschikbaar.
Wat als de diafragmawaarde in oranje wordt weergegeven?
Als de diafragmawaarde in oranje wordt weergegeven wanneer u de sluiterknop
half indrukt, overschrijdt de compositie de juiste belichtingslimieten. Pas de
sluitertijd aan totdat de diafragmawaarde in wit wordt weergegeven.
Safety shift kan ook worden gebruikt
•
Als u een sluitertijd van 1,3 seconden of meer gebruikt, worden de
beelden bewerkt om ruis te verwijderen na het maken van de opname.
Hiervoor is enige bewerkingstijd nodig, zodat u mogelijk even moet
wachten voordat u de volgende opname kunt maken.
•
U wordt aangeraden [IS modus] in te stellen op [Uit] wanneer u de
sluitertijd verlaagt en opnamen maakt met een statief
102
Stel het programmakeuzewiel
in op M.
Kies de instelling.
Draai het keuzewiel  om de sluitertijd
●
in te stellen.
Maak de opname.
(p.
103).
(p.
157).