LC-modules
Voorbeelden van serieel aansluiten van LEDs:
Nominale
spanning Trafo
(~)*
1
12 V
16 V
18 V
1
*
Nominale spanning en uitgangsspanning: De uitgangsspanning van een wisselspannings-
trafo is ca. 1,4 maal de aangegeven nominale spanning. Bij gelijkstroomadapters komt de
uitgangspanning overeen met de nominale spanning.
*2
De doorlaatspanning van witte en blauwe LEDs is ca. 4 V, die van de andere kleuren ca. 2 V.
3
*
Toleranties en/of spanningsschommelingen leiden er vaak toe, dat in de praktijk de bereikte
uitgangsspanning niet aanwezig is. Het is daarom aan te bevelen, een LED minder aan te
sluiten dan theoretisch mogelijk.
Bereken een goede voorschakelweerstand als volgt:
gem. R
[Ohm] = ( U
V
U
= Uitgangsspanning| U
B
n
= Aantal LEDs | I
LED
Voorbeeld: aansluiten van 2 blauwe en 3 rode LEDs bij 18 V
wisselspanning. Gewenste stroom 20 mA:
gem. R
= (25 V – 4 V x 2 – 2 V x 3) / (20 mA x 0,001) = 550 Ohm
V
Gekozen wordt de volgende weerstandswaarde, die als standaard wordt
aangeboden, in dit geval dus een weerstand van 560 Ohm. Bij gebruik
van een weerstand met een hogere waarde wordt de stroom door de
LEDs minder en dus lichten de LEDs minder fel op.
Uitgangs-
1
spanning*
ca.
17 V
22 V
25 V
[V] – U
B
F
= doorlaatspanning van de LED
F
= stroom bij max. lichtweergave
F
Doorlaat spanning
2
LED*
2 V
4 V
2 V
4 V
2 V
4 V
[V] x n
) / (I
LED
Nederlands
Max. aantal
LEDs*
per uitgang
7
3
10
4
11
5
[mA] x 0,001)
F
3
Pagina 27