6. Controle en onderhoud
6.7
Controle en onderhoud van het zonnecircuit
60
6.7.1.
Uit te voeren onderhoudshandelingen
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend dezelfde vloeistof als bij het vullen.
Meng niet diverse vloeistoffen met elkaar.
1. Controleer het peil van de warmtegeleidende vloeistof. Vul, indien
nodig, vloeistof voor zonnecollectoren bij.
2. Controleer de antivriesbescherming.
3. Controleer de druk in de installatie en in het expansievat.
4. Aangezien warmtegeleidende vloeistof veel gemakkelijker lekt
dan water, moeten van alle koppelstukken en pakkingen op het
oog de afdichting gecontroleerd worden.
5. Controleer de werking van de installatie.
6.7.2.
Warmtegeleidende vloeistof bijvullen
OPGELET
Bijvullen warmtegeleidende vloeistof na het inschakelen van de
veiligheidsklep
Tijdens het inschakelen van de veiligheidsklep wordt een bepaalde
hoeveelheid warmtegeleidende vloeistof in de opvangbak voor glycol
geloosd. Vul het zonnecircuit bij door de vloeistof uit de opvangbak
voor glycol te pompen.
¼Zie hoofdstuk: "Vullen van het primaire zonnecircuit", pagina
38.
4 De vuldruk dient 0.5 bar (0.05 MPa) hoger te zijn dan de voordruk
van het expansievat.
OPGELET
Controleer de installatie van de sensor van de
4
collector.
Gebruik geen handvulpomp.
4
OPGELET
Aangezien warmtegeleidende vloeistof veel makkelijker
lekt dan water, moet de afdichting van alle koppelstukken
en pakkingen na een gebruik van enkele uren (op
bedrijfsdruk) op het oog gecontroleerd worden.
200SE-2S - 300SE-2S
26/04/2016 - 7607576-06