aLgeMene inSpeCTie
De mast dient voor elk gebruik te worden gereinigd
en gecontroleerd op gebreken. Controleer of er geen
bevestigingsbouten, -moeren of andere bevestigingen los
staan, beschadigd of ontbrekend zijn. Controleer eveneens
op brandstof- of olielekken.
Luchtfilter
Controleer dagelijks of om de 10 werkingsuren de
stofindicatoren op het controlepaneel. Reinig de luchtfilter
als de lamp brandt.
1. Maak de bevestigingsclips los en verwijder het
luchtfilterelement.
2. Reinig de binnenkant van de luchtfilter en het deksel
met een vochtig doek.
3. Blaas met droge perslucht (0,69Mpa {7kgf.cm2,
99,4 PSI} maximum) op de zijkant van het element
langsheen de lamellen. Blaas vervolgens aan de
buitenkant langsheen de lamellen, en dan opnieuw
aan de binnenkant.
4. Verwijder de uitlaatklep en reinig het met perslucht.
Terugplaatsen.
brandstof tanken
Diesel tanken (de kwalitiet kan veranderen in functie van het
seizoen en locatie). Steeds doorheen de gaasfilter gieten.
Water uit tank verwijderen
Na een langdurig gebruik kunnen water en andere
onzuiverheden zich op de bodem van de tank opstapelen.
Verwijder van tijd tot tijd de drainageplug en laat de inhoud
aflopen. Bij koud weder, hoe groter het lege volume in de
tank, hoe gemakkelijker er water in de tank kan condenseren.
Dit kan worden beperkt door de tank steeds zo vol mogelijk
te houden.
ontluchten
Als er lucht in het brandstof injectiesysteem van een
dieselmotor geraakt, dan kan deze niet meer worden
gestart. Na zonder brandstof te zijn gevallen, of na het
brandstofsysteem uit elkaar te hebben genomen dient u
het systeem te ontluchten.
Om te herstarten nadat men zonder brandstof is gevallen,
bedien de brandstofhandpomp om brandstof in de motor
te pompen. Dit apparaat is voorzien van een automatisch
ontluchtingssysteem.
pagina 30 — LT12Dab LiCHTMaST • gebruikerSHanDLeiDing — rev. #0 (06/03/11)
Dagelijks onderhoud
Als de motor in een stofrijke omgeving en bij droog
grascondities werkt, zal een verstopte luchtfilter tot
een verhoogd brandstofverbruiik, vermogenverlies
en een overmatige opstapeling van koolstof in de
verbrandingskamer leiden.
De brandstoffilter reinigen
Reinig de brandstoffilter als deze stof of water bevat.
Verwijder het stof of water uit de filterkop en was deze
in diesel. Bevestig goed de brandstoffilterkop zodat de
brandstof niet gaat lekken. Controleer de brandstoffilter om
de 200 werkingsuren of een keer per maand.
Controleer oliepeil
Controleer het oliepeil van de carter voor ieder gebruik of
wanneer de brandstoftank wordt gevuld. Een gebrek aan
olie kan de motor ernstig beschadigen. Zorg ervoor dat de
generat or waterpas staat. Het oliepeil moet zich tussen
de twee inkepingen van de oliepeilstok bevinden zoals
aangeduid op afbeelding 6..
raDiaTor DoorSpoeLen en koeLvLoeiSToF
vervangen
WaarSCHuWing
Laat de motor eerst afkoelen alvorens de radiator
te ledigen. De radiator ledigen terwijl deze nog
heet is, beschadigd de radiator. Bovendien
bestaat de kans dat er warme koelvloeistof
ontsnapt en ernstige brandwonden veroorzaakt.
1. Zet de motor stil en laat hem afkoelen. Sluit de klep
van de corrosieweerstand (indien aanwezig).
2. Draai langzaam de watervuldop los en verwijder deze.
3. Houd een opvangbak klaar om de koelvloeistof op te
vangen, open vervolgens de stop van de radiator of
warmtewisselaar en de aftapplug van de motor, en laat
de koelvloeistof aflopen.
4. Na de koelvloeistof te hebben afgelaten, de
aftappluggen weer sluiten en vullen met leidingwater.
5. Wanneer het waterniveau zich aan de rand van de
vuldop bevindt, open de aftappluggen, start de motor
en laat deze stationair aan een laag toerental draaien.
Laat de motor aan stationair toerental draaien en spoel
de radiator gedurende ongeveer 10 minuten.
OnderhOud