Wanneer [
OPNAME-tijd] is ingesteld op [Eindtrigger] of [Eindtrigger half]:
Het opnemen van bewegende beelden stopt en de camera begint de opgenomen bewegende beelden te schrijven
naar de geheugenkaart.
Menu-onderdelen
Opname-instell. :
Selecteert de beeldfrequentie van de bewegende beelden uit [60p 50M]/[ 50p 50M], [30p 50M]/[25p 50M] en [ 24p
50M*].
*
Alleen wanneer [NTSC/PAL schakel.] is ingesteld op NTSC.
Beeldsnelheid :
Selecteert de beeldfrequentie voor opnemen uit [240fps]/[ 250fps], [480fps]/[500fps] en [960fps]/[1000fps].
Deze instelling bepaalt de minimale sluitertijd per frame.
Voorkeuze-instell. :
Selecteer uit [Kwaliteitsvoorkeuze] wat het belangrijkste is voor de beeldkwaliteit, en selecteer uit [Opn.tijdsvoorkeuze]
wat het belangrijkste is voor de tijdsduur van de bewegende beelden.
OPNAME-tijd :
Selecteert of gedurende een ingestelde tijdsduur moet worden opgenomen nadat u op de SHUTTER/MOVIE-knop drukt
([Starttrigger]), of dat gedurende een ingestelde tijdsduur moet worden opgenomen totdat u op de SHUTTER/MOVIE-
knop drukt ([Eindtrigger]/[Eindtrigger half]).
Beeldfrequentie
Bij opnemen van bewegende beelden in super slow motion neemt de camera op met een kortere sluitertijd dan het
aantal opgenomen frames per seconde. Bijvoorbeeld, wanneer [
sluitertijd per frame korter zijn dan ongeveer 1/1000 seconde om 960 frames per seconde op te nemen. Om deze
sluitertijd te kunnen handhaven, is voldoende omgevingslicht noodzakelijk tijdens het opnemen. Als er onvoldoende
omgevingslicht is, wordt de ISO-gevoeligheid hoger waardoor meer ruis ontstaat.
Kortste opnameafstand
Het beeld wordt onscherp wanneer het onderwerp te dichtbij is, zoals bij een macro-opname. Neem op vanaf de kortst
mogelijke opnameafstand (ongeveer 20 cm vanaf de lens) of verder.
Timing van de opname
Afhankelijk van de instelling van [
SHUTTER/MOVIE-knop drukt en het opgenomen gedeelte van de bewegende beelden, zoals hieronder afgebeeld.
[Starttrigger]
Het opnemen van bewegende beelden (vastleggen) begint zodra op de SHUTTER/MOVIE-knop wordt gedrukt. Wanneer
nogmaals op de SHUTTER/MOVIE-knop wordt gedrukt, of wanneer de opneembare tijdsduur is verstreken, stopt het
opnemen van bewegende beelden en begint de camera de opgenomen bewegende beelden te schrijven naar de
geheugenkaart.
(A): Het punt waarop op de SHUTTER/MOVIE-knop wordt gedrukt
(B): Het opgenomen gedeelte
(C): Het schrijven naar de geheugenkaart wordt uitgevoerd (u kunt niet beginnen met de volgende opnamesessie.)
[Eindtrigger]/[Eindtrigger half]
Het bufferen (tijdelijk bewegende beelden opnemen op de camera) begint zodra het opname-standby-scherm wordt
afgebeeld. Wanneer de capaciteit van de buffer is gevuld met de opgenomen gegevens, worden de oudste gegevens
OPNAME-tijd], is de relatie tussen het moment waarop u op de
51
Beeldsnelheid] is ingesteld op [960fps], zal de