3. Haal de bougie eruit (Fig. 11) en draai de motor snel
rond met behulp van het startkoord om overtollige olie
uit de cilinder te verwijderen.
4. Maak de bougie schoon, of monteer een nieuwe als de
oude bougie gebarsten of gebroken is, of als de
elektroden versleten zijn.
5. Plaats de bougie en draai hem vast met een torsie van
20 Nm.
Storingen, oorzaak en remedie
Uw maaimachine is ontworpen en gefabriceerd voor een probleemloze werking. Controleer zorgvuldig de volgende
onderdelen en artikelen, en zie Onderhoud, blz. 14 voor meer informatie. Indien een probleem zich blijft voordoen, moet u
contact opnemen met een Erkende Service Dealer.
Probleem
Motor start niet
Motor start moeilijk of verliest
vermogen
g
6. Voer de voorgeschreven onderhoudsprocedures uit; zie
Onderhoud, blz. 14.
7. Vul de brandstoftank met verse, schone benzine.
8. Motoroliepeil controleren. Zie Motoroliepeil
controleren, blz. 15.
9. Laad de accu op; zie Accu opladen, blz. 21.
10. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
Mogelijke oorzaken
1. Brandstoftank leeg of oude
benzine in het
brandstofsysteem.
2. Hulpstartknop is niet ingedrukt.
3. De kabel is niet aangesloten op
de bougie.
4. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
1. De brandstoftank bevat oude
benzine.
2. De ventilatie-opening in de
brandstoftankdop is verstopt.
3. Het luchtfilterelement is vuil en
belemmert de luchtstroom.
4. De onderkant van de maaikast
is bedekt met maaisel en
rommel.
5. De bougie is aangetast, vuil, of
de elektrodenafstand is niet
correct afgesteld.
6. Het motoroliepeil is te laag of
de olie is vuil.
23
Remedie
1. Brandstoftank aftappen en
vullen met verse benzine.
Neem contact op met een
erkende Service Dealer, als het
probleem blijft voortduren.
2. Hulpstartknop drie maal
indrukken.
3. Sluit de bougiekabel aan op de
bougie.
4. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
1. Tap de brandstoftank af en vul
die weer met verse benzine.
2. Reinig de ventilatie-opening
van de brandstoftankdop of
vervang de dop.
3. Reinig het schuimfilterelement
en/of vervang het papieren
luchtfilterelement.
4. Reinig de onderkant van de
maaikast.
5. Controleer de bougie en stel de
elektrodenafstand af indien
nodig. Vervang de bougie als
deze aangetast, vuil of
gebarsten is.
6. Het motoroliepeil controleren.
Olie verversen als deze vuil is
of olie bijvullen als het oliepeil
te laag is.