9.
Pompinstallatie
9.1
Montage
Bij het opstellen van de pomp moeten de volgende aan-
wijzingen in acht worden genomen:
* De pomp moet op een stijf, perfect vlak en horizontaal
frame worden gemonteerd op de vier
(M16x1,5 inwendige draad) voeten.
* De constructie moet stijf genoeg zijn om uitlijnfouten
en buigkrachten op de pomp-motoraskoppeling te
voorkomen.
* Het pompframe dient met trillingdempers gemonteerd
te worden op de ondergrond. Voor speciale toepassin-
gen raadpleeg onze technische afd.
De olieplug welke fabrieksmatig is aangebracht,
dient men te vervangen, door de olie peilstok en
controleer vervolgens het olieniveau in het carter.
Wees er zeker van dat de oliepeilstok goed bereikbaar
is, ook na het inbouwen/plaatsen van de pomp.
Gebruik nooit een stijve asverbinding tussen pomp
en motor.
De onderstaande overbrengingen worden gesugge-
reerd:
- Hydraulische koppeling
- V-snaar aandrijving
- Cardankoppeling (maximale aandrijfhoek in acht
houden)
- Flexibele koppeling.
9.2
Aandrijfrichting
Op het pomphuis nabij de as staat d.m.v. een pijl de
aandrijfrichting aangegeven. Fig. 4 geeft de aandrijfrich-
ting weer gezien vanaf de pompkop.
Bij vragen m.b.t. hydraulische aandrijving, graag contact
opnemen met onze technische afd.
9.3
Wateraansluitingen
Om het overbrengen van de pompvibraties op de instal-
latie te voorkomen dient zowel de aanzuig,
LEFT SIDE
clockwise
Fig. 4
als de perszijde van de pomp met flexibele slang aan-
gasloten te worden. Deze slang moet stijf genoeg zijn
om niet in elkaar te klappen, mocht tijdens de zuigslag
van de pomp zich een klein vacuüm vormen.
9.4
De levensduur van de pomp wordt goed beschouwd
o.a. beïnvloed door een juiste watertoevoer,
welke moet voldoen aan de onderstaande punten:
1. De inwendige diameter aan de zuigzijde van de
pomp moet minimaal zijn....mm ( zie diagram 9.7 )
op elk punt en mogelijk groter afhankelijk van de
drukval in de leiding door vorm en lengte.
2. Het moet zo recht mogelijk zijn, met minimale
wijzigingen in maat en richting en enige mate van
afschot, om evt. luchtbellen de gelegenheid te geven
om te verdwijnen.
3. Alle verbindingen moeten perfect luchtdicht te zijn.
4. Watertoevoer moet absoluut vrij zijn van 90° boch-
ten, vernauwingen, oneffenheden en T-stukken en
mag niet verbonden zijn met andere leidingen.
5. De watertoevoerslang dient men zo te positioneren
dat deze niet "leeg" kan lopen wanneer men de
pomp buiten bedrijf stelt.
6. Gebruik geen hydraulische knelringkoppelingen, zo-
als 90° knietjes, T-stukken, 3 of 4-weg koppelingen.
7. Plaats geen injectoren voor aanzuigen van bijv che-
micaliën in de zuigzijde van de pomp.
8. Monteer geen staande kleppen, regelkleppen of een
ander type 1-weg kleppen.
9. Indien de pomp gevoed wordt uit een voorraadtank,
wees er dan zeker van dat de afmetingen van de
tank en het minimale waterniveau geen turbulentie
bij de tankuitlaat kunnen veroorzaken, waardoor ca-
vitatie in de pomp kan ontstaan.
10.De By-Pass slang van de drukregelaar mag niet
direct aan de zuigzijde van de hogedrukpomp
aangesloten worden.
11.Sluit de By-Pass slang van de drukregelaar direct
aan op de watervoorraadtank en wees er zeker van
dat het By-Pass-water en de watertoevoer geen
turbulentie in de watertank kunnen veroorzaken,
waardoor cavitatie in de pomp kan ontstaan. Plaats
zonodig cavitatie schotten in de watervoorraadtank.
12.Voordat men de zuigslang aan de zuigaansluiting
van de hogedrukpomp monteert, dient men er zeker
van te zijn dat deze schoon is.
13.Bij een extreem lange aanzuigslang is het raadzaam
om gebruik te maken van een watertoevoerpomp.
Let op! Bij de keuze van de watertoevoerpomp dient
men rekening te houden met de min. wateropbrengst
van de watertoevoerpomp. Deze dient 2,5x de max.
wateropbrengst van de hogedrukpomp te bedragen. De
watertoevoerdruk van de te voeden hogedrukpomp is
ca. 3 bar.
RIGHT SIDE
Anti-clockwise
Zuigzijde
7