Tabel 13 De Configuratieparameters
P.0
Het Menu Sluit af
P.1
Draadaanvoersnelheid
units
P.4
Geheugen oproepen met Trekker Met deze optie kan een geheugen worden opgeroepen door de
P.5
Methode voor het wijzigen van
de procedure
P.7
Aanpassing pistooloffset
P.9
Kratervertraging
Nederlands
Sluit het menu af
(WFS)
Staat wijzigingen van de WFS units toe:
"m/min" (fabrieksinstellingen)
"in/min"
toortschakelaar snel in te drukken en los te laten:
"Inschakelen" = Geheugen 2 tot en met 50 selecteren door de
toortschakelaar snel in te drukken en los te laten. Om een geheugen op
te roepen met de toortschakelaar, trekt u snel aan de trekker en laat
deze het aantal keren dat overeenkomt met het geheugennummer los.
Als u bijvoorbeeld geheugen 3 wilt oproepen, trekt u de trekker snel 3
keer los en laat u deze los. Het geheugen oproepen met de Trekker kan
alleen worden uitgevoerd wanneer het systeem niet aan het lassen is.
"Uitschakelen" (fabrieksinstelling) = Geheugenselectie wordt alleen
uitgevoerd door de Paneelknoppen.
Deze optie selecteert hoe de externe procedure selectie (A/B) gemaakt zal
worden. De volgende methoden kunnen worden gebruikt om de
geselecteerde procedure op afstand te wijzigen:
"Externe Schakelaar" (fabrieksinstelling) = De dubbele selectieprocedure
kan alleen worden uitgevoerd door de Kruisschakelaar op de toorts of de
afstandsbediening.
"Snelle Trekker" = Maakt het mogelijk om tussen procedure A en
procedure B te schakelen tijdens het lassen met 2-taktmodus. Voor
bediening:
Ingestelde lasparameters voor procedure A en B (zie de
A/B-procedure in Lasparametersbalk.).
Start de las door aan de toortsschakelaar te trekken. Het systeem
zal lassen met de instellingen van procedure A.
Laat tijdens het lassen snel de toortsschakelaar los en trek eraan.
Het systeem schakelt over naar de instellingen van procedure B.
Herhaal om terug om te schakelen naar de instellingen van
procedure A. De procedure kan tijdens de las zo vaak als nodig
worden gewijzigd.
Laat de trekker los om het lassen te stoppen. Wanneer de
volgende las wordt gemaakt, start het systeem opnieuw met
procedure A.
Deze optie past de kalibratie van de draadaanvoersnelheid van de
trekmotor van een push-pull pistool aan. Dit moet alleen worden
uitgevoerd als andere mogelijke correcties geen problemen oplossen met
push-pull invoer. Een toerenteller is vereist om de offset-kalibratie van de
trekpistoolmotor
kalibratieprocedure uit te voeren:
1.
Laat de drukarm los op zowel de trek- als duwdraadaandrijvingen.
2.
Stel de draadaanvoersnelheid in op 5,08 m/min.
3.
Verwijder de draad van de trekdraadaandrijving.
4.
Houd een toerenteller tegen de aandrijfrol in het trekpistool.
5.
Trek aan de trekker van het push-pull pistool.
6.
Meet het toerental van de trekmotor. Het toerental moet tussen
115 en 125 rpm zijn. Verlaag indien nodig de kalibratie-instelling
om de trekmotor te vertragen of verhoog de kalibratie-instelling om
de motor te versnellen.
Het kalibratiebereik is -30 tot +30, met 0 als standaardwaarde.
Deze optie wordt gebruikt om de kratervolgorde over te slaan bij het maken
van korte hechtlassen. Als de trekker wordt losgelaten voordat de timer
afloopt, wordt de krater omzeild en eindigt de las. Als de trekker wordt
losgelaten nadat de timer is verstreken, werkt de kratervolgorde normaal
(indien ingeschakeld).
UIT (0) tot 10.0 seconden (fabrieksinstelling = Uit)
25
uit
te
voeren.
Ga
als
volgt
te
werk
om
de
Nederlands