Serie 5000 POSRV type 5046/5146/5066/5166
Handleiding voor installatie en onderhoud
4.0 Insteldruk piloot aanpassen
4.1 Definities
De insteldruk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder toenemende druk waarbij de Dome druk
70% is van de toevoerdruk. Dit komt overeen met de eerste regelmatige vloeistofstroom uit de
hoofdafsluiter.
De breek druk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder toenemende druk waarbij eerst een
verlaging van de Dome druk plaatsheeft.
De sluitdruk wordt gedefinieerd als de toevoerdruk onder afnemende druk waarbij de dome
druk toeneemt tot 75% van de toevoerdruk. De Dome druk van de piloot kan na herstel blijven
toenemen.
4.2 Insteldruk, standaardpiloot
4.2.1 Initiële aanpassing met lucht
Voor het aanpassen van de insteldruk dient een testopstelling te worden gebruikt die
vergelijkbaar is met de opstelling die in figuur 5 wordt weergegeven. Als testmedium
dient lucht te worden gebruikt. De afstelschroef dient zover mogelijk naar binnen te zijn
geschroefd. Verhoog de toevoerdruk tot de instelling op het identificatieplaatje en draai
langzaam de afstelschroef naar buiten tot er een stroom door de uitlaat van de piloot
loopt. Schroef de afstelschroef langzaam verder naar buiten tot de Dome druk 70% van
de toevoerdruk is en de toevoerdruk voldoet aan de vereiste tolerantie voor de insteldruk
zoals vermeld in paragraaf 4.4. Haal de tegenmoer na voltooiing van de aanpassing stevig
aan.
Sluit, om de sluitdruk te bepalen, de luchttoevoer af en gebruik het ontluchtingsventiel
van de accumulator om de toevoerdruk langzaam te verlagen tot de overkoepelende druk
75% van de toevoerdruk is.
Sluit het afsluitventiel en open langzaam het aftapventiel. Als de meter van de
overkoepelende druk nul aangeeft, kan de piloot uit de testopstelling worden verwijderd.
4.2.2 Op vloeistof werkende piloot
Opmerking: Een initiële aanpassing van de insteldruk kan met lucht als het medium voor
de toevoerdruk worden uitgevoerd met gebruik van een testopstelling die vergelijkbaar
is met de opstelling die in figuur 5 wordt weergegeven, en volgens de procedure die in
bovenstaande paragraaf 4.2.1 wordt beschreven. Deze initiële insteldruk kan lager zijn
dan de insteldruk die wordt waargenomen als de piloot met een vloeistof wordt getest.
Voor het aanpassen van de insteldruk dient een testopstelling te worden gebruikt die
vergelijkbaar is met de opstelling die in figuur 6 wordt weergegeven. Als testmedium
dient water te worden gebruikt. Boven het wateroppervlak in de accumulator dient enig
luchtvolume te worden behouden. De afstelschroef dient zover mogelijk naar binnen te
worden geschroefd, behalve als een initiële aanpassing is gedaan met lucht.
Verhoog de luchttoevoerdruk tot de instelling op het identificatieplaatje en draai
langzaam de afstelschroef naar buiten tot er een waterstroom door de uitlaat van de
piloot loopt. Schroef de afstelschroef langzaam verder naar buiten tot de Dome druk
70% van de toevoerdruk is en de toevoerdruk voldoet aan de vereiste tolerantie voor de
insteldruk zoals vermeld in paragraaf 4.4.
Sluit, om de hersteldruk te bepalen, de luchttoevoer af en gebruik het ontluchtingsventiel
van de accumulator om de toevoerdruk langzaam te verlagen tot de Dome druk 75% van
de toevoerdruk is.
Sluit het afsluitventiel in de waterleiding die naar de inlaatpoort van de piloot loopt en
open langzaam het aftapventiel. Als de meter van de overkoepelende druk nul aangeeft,
kan de piloot uit de testopstelling worden verwijderd.
De optionele indicatorsamenstelling die in figuur 5 wordt weergegeven, kan worden
gebruikt voor een insteldruk van meer dan 70 psig. Als een indicatorsamenstelling
wordt gebruikt, verhoog dan langzaam de toevoerdruk tot de indicatorpen in de
indicatorsamenstelling wordt getrokken en ongeveer gelijk is met het einde van het
indicatorhuis. Als de pen naar binnen wordt getrokken, is de druk de insteldruk. Draai
de tegenmoer los, pas de afstelschroef aan en draai de tegenmoer opnieuw vast, zoals
vereist om te voldoen aan de tolerantie voor de insteldruk die in paragraaf 4.4 wordt
vermeld.
Sluit de luchttoevoer af en gebruik de ontluchtingsklep van de accumulator
om de toevoerdruk langzaam weg te laten lopen tot de indicatorpen uit de
indicatorsamenstelling "springt" (de gehele lengte van de pen is ongeveer 7/16"). Als de
pen naar buiten "springt", is de druk de hersteldruk.
Sluit het afsluitventiel in de waterleiding die naar de inlaatpoort van de piloot loopt, en
open langzaam het aftapventiel.
Als de meter van de overkoepelende druk nul aangeeft, kan de piloot uit de testopstelling
worden verwijderd.
4.3 Afstelbereik
Alle piloten kunnen worden afgesteld met een afwijking van +/- 5% van de instelling op het
identificatieplaatje. Als een wijziging in de insteldruk wordt aangebracht waarvoor een nieuwe veer
nodig is, raadpleeg dan de fabriek voor informatie die in het veerregister staat.
4.4 Prestatievereisten
Alle piloten kunnen worden afgesteld met een afwijking van +/- 5% van de instelling op het
identificatieplaatje. Als een wijziging in de insteldruk wordt aangebracht waarvoor een nieuwe veer
nodig is, raadpleeg dan de fabriek voor informatie die in het veerregister staat.
Insteldruk (psig)
Tolerantie
15 tot 70
+/- 2 psig
Boven 70 tot en met 6170
+/- 3%
Wijzigingen voorbehouden
Scheurdruk
Hersteldruk
als % van instelling
als % van instelling
Min 96
,0 tot 3 psig onder instelling
Min 96
96 tot 100
pag. 10